maandag 18 november 2013

Hoe leer je een peuter praten, en hoe kan een Van Dale boekje daarbij helpen?

Een van de grote wonderen van de wereld is dat alle kinderen op de wereld hun taal leren. Zonder dat je ze veel hoeft uit te leggen kunnen kinderen als ze ongeveer acht jaar oud zijn een of zelfs meerdere talen begrijpen en spreken. Hoe is het mogelijk? Kunnen ouders bijdragen aan dit proces? En is dat zinvol? Milfje bespreekt vandaag de ontwikkeling van de woordenschat aan de hand van het pas verschenen Aan het Werk in de serie Mijn Eerste Van Dale.


Een volwassen spreker van het Nederlands kent ongeveer 14.000 woorden. Een kind moet die allemaal leren, en begint uiteraard niet met recuperatie en douane,  maar met eenvoudiger woorden. In welke volgorde leert een kind die woorden dan eigenlijk? En hoe moet je woorden aanbieden, zodat ze die snel leren? Aan o.a. de UvA wordt hiernaar al lang onderzoek gedaan, bijvoorbeeld in het kader van de ontwikkeling van de Woordenlijst Amsterdamse Kinderen (WAK). Dat is een lijst, gepubliceerd in 2010, van woorden die Amsterdamse basisschoolkinderen zouden moeten (leren) kennen. De woorden op de lijst moesten passen bij de doelgroep (dus het moet iets zijn waar je als kind daadwerkelijk mee in aanraking komt), moesten regelmatig voorkomen, en moesten in voldoende domeinen voorkomen.

De woorden die opgenomen zijn in het boekje van Van Dale (geschreven door Liesbeth Schlichting), voldoen zeker aan deze eisen – het zijn echt woorden die relevant worden in de wereld van een gemiddelde peuter/kleuter (het boekje richt zich op kinderen van drie tot vier jaar): postbode, zich vervelen, supermarkt. Ieder woord is onderdeel van een versje en wordt bovendien uitgebeeld op een mooie illustratie (door Paula Gerritsen). Het idee is dat ouders het boekje met het kind samen ‘lezen’. Een kind krijgt dan het woord op een speelse manier aangeboden met rijmpjes zoals het volgende (dus uit dit boekje, niet aanklagen Van Dale!):

“Kabouter Lara maakt muziek. 
Ze blaast op haar trompet. 
Kabouter Mara danst erbij. 
Heel mooi, ze danst ballet.”

Zeker voor kinderen die thuis weinig Nederlandse input krijgen, bijvoorbeeld omdat hun ouders geen moedertaalsprekers zijn, is dat berenuttig. Een grotere woordenschat draagt bij aan beter tekstbegrip later, wat weer bijdraagt aan andere talige vaardigheden en, uiteindelijk, aan schoolsucces. En, minstens zo belangrijk, aan leesplezier! Uit onderzoek blijkt dat voorlezen uberhaupt heel nuttig is voor de taalontwikkeling van kinderen. Dit boekje draagt daar aan bij en dat kan eenieder alleen maar toejuichen. 

Wel vraag ik me af in hoeverre er behoefte was aan deze boekjes. Waren er nog niet genoeg voorleesboekjes voor kinderen van deze leeftijd? Of werden daar niet altijd de juiste woorden in belicht? Tot nu toe ging het namelijk volgens mij vaak wel goed: mijn woordenschat is bijvoorbeeld best prima. Maar het boekje richt zich waarschijnlijk op de de niet-moedertaligen, en daarin lijkt Van Dale de wetenschap aan haar zijde lijkt te hebben - de verhalen over een achterstand van de woordenschat van kinderen die thuis weinig Nederlands leren, zijn niet van de lucht. Maar ja, zo'n boek met rijmpjes is misschien wel leuk als aanvulling, maar ze zijn er al, en verhaaltjes zijn toch ook wel echt fijn. Laat ik duidelijk zijn: misschien is hier absoluut wel behoefte aan - Milfje zou het niet weten (want immers net zo kinderloos als de paus). Ouders, ik ben razend benieuwd hoe jullie dit ervaren!

De makers beginnen het boekje met een uitgebreide verantwoording, waarin ze vertellen over het hoe en waarom van het boek en de selectie van deze woorden. Dat vinden wij als taalkundigen natuurlijk reuzeleuk, maar het is de vraag of de gebruiker het heel interessant vindt. Die gebruiker is waarschijnlijk al overtuigd van het nut, en zal het niet bijster veel uitmaken of pasta of bibliotheek erin voorkomt.

Een klein niet-talig puntje van kritiek van Milfje, immer geinteresseerd in seks(e) en wat dit bij lezers oproept, is dat de versjes en plaatjes bij woorden als koken, naaien, wassen en opruimen over mama gaan, terwijl papa het gereedschap beheert. Hij giet wel de pasta af, dat moet gezegd, maar het was toch een kleine moeite geweest om hier iets meer diversiteit in aan te brengen. Dat is bij de huidskleurafspiegeling veel beter gelukt. Grappig, waar blijkbaar de prioriteiten liggen. Maar het is ook niet makkelijk om een perfect boekje te maken waarin iedereen precies even goed/veel gerepresenteerd is, dus heel erg is het niet hoor. Het is gewoon een leuk boekje: misschien niet voor iedereen nodig, maar kwaad kan het sowieso nooit.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten