vrijdag 14 maart 2014

10^Taal met... Josefien Sweep

Taal: wie is er niet mee bezig? Blogs, twitters, tijdschriften, polemieken,ingezonden brieven, boeken. Er zijn heul veul mensen met evenveul meningen. Toch zijn er ook mensen die zich meer met taal bezig houden dan anderen. Daarom vraagt Milfje Meulskens hun mening over taal. Vandaag interviewen we Josefien Sweep: germaniste, gepromoveerd taalkundige en nu werkzaam als lexicograaf en docent taalkunde aan de HvA.


1. Wat betekent taal voor jou?

Ik vind taal vooral handig: in de eerste plaats is het natuurlijk een communicatiemiddel. Daarnaast vind ik taal eigenlijk altijd interessant, vooral wanneer het om woordbetekenissen en zinsconstructies gaat. Ook verbanden tussen talen vind ik altijd mooi. Dat laatste komt misschien ook doordat ik bij Nederlands aan de HvA werk, maar Duits heb gestudeerd. Die twee talen lijken heel veel op elkaar, delen in zekere zin hun ontstaansgeschiedenis en zijn dan toch telkens net anders. Aan die verschillen ligt heel vaak een systematiek ten grondslag. Dat is mooi en interessant.

2. Wat vind je van spellingsregels?

Spellingsregels zijn niet meer dan afspraken. Het is handig om je eraan te houden, maar ze hadden ook heel anders kunnen zijn. Het is jammer dat niet iedereen dat beseft. Vaak zijn mensen zo gewend aan onze manier van spellen dat ze niet eens zien wat voor tegenstrijdige dingen er in spelling zitten. Waarom is het bijvoorbeeld wel hij wordt (met een geschreven t achter de stam die voor de uitspraak niets uitmaakt!), maar niet hij eett? Het is ook leuk om het Nederlandse met het Duitse spellingssysteem met elkaar te vergelijken. Die systemen lijken best veel op elkaar, maar maken dan soms net andere keuzes. Zo spreek je ook in het Duits net als in het Nederlands een letter voor een dubbele medeklinker als kort uit, bijv. Otter (= ‘otter’) en op dezelfde wijze staat een enkele letter in een open lettergreep voor een lange klank, bijv. Adel (= ‘adel’). Maar Duits en Nederlands verschillen dan ineens in hun afspraak bij een woord van één lettergreep. In Nederland wordt dat als een gesloten lettergreep beschouwd en dus staat een letter voor een korte klank, denk bijv. aan mat of vlot. In Duitsland zegt men dan: één medeklinker dus een lange klank en daarom schrijven ze matt en flott. De letters mat zou je in het Duits uitspreken als “maat”, daarom schrijf je bijvoorbeeld ook Automat (= ‘automaat’). In sommige opzichten is de Duitse spelling daardoor veel makkelijker: gedaangedane arbeid tegenover getan getane Arbeit.

[Josefien schrijft hier meer over inconsequenties in spelling!]

3. Erger je je aan het taalgebruik van mensen?

Nee, niet echt. Ik merk wel dat ik mensen die “hij heb” zeggen automatisch minder serieus neem. Dat is natuurlijk enorm kortzichtig, maar zo werkt het nu eenmaal bij taal (zie volgende vraag). Ik vind het dan altijd wel grappig om te merken dat dat bij mijzelf dus ook zo werkt.
Wat ik ook vervelend vind, is als mensen uw uitspreken als u. Ik hoor dat vaak op de radio en raak dan soms in de war, bijvoorbeeld bij zinnen als werkt ‘u’ computer nog? Ik snap het “computer” dan altijd even niet.

4. Waarom denk je dat mensen zich ergeren aan taalgebruik?

Taalgebruik is verbonden met je identiteit. Dat geldt echt voor iedereen. Dus zodra er iets dreigt te veranderen, vinden mensen die die verandering nog niet in hun systeem hebben dat heel vreemd en daarom vaak ook dom.
Overigens denk ik dat mensen zich veel minder zouden ergeren aan het taalgebruik van anderen als ze meer taalkunde gehad zouden hebben op school. Want dan zouden ze veel meer gevoel hebben voor taal als een veranderlijk systeem en ze zouden veel bekender zijn met redenen waarom taal verandert.

Ik vraag mensen die zich bijvoorbeeld aan hun lopen ergeren vaak wat ze van u loopt vinden. Meestal begrijpen ze die vraag niet eens. Maar u loopt was ooit om dezelfde redenen fout als hun lopen: Net zoals zij lopen correct is, moest het gij loopt zijn. De meeste hun-ergeraars vallen van hun stoel van verbazing als ze zoiets horen. Ik vraag ze dan dus nog een keer “waarom vind je hun lopen zo dom?”. Het enige antwoord daarop is, omdat het nu (nog) niet in het jou bekende taalsysteem zit. Maar is het daarom echt slechter?
Misschien zijn er zelfs wel redenen waarom zij lopen in hun lopen verandert. Dit gebeurt namelijk niet eens alleen in het Nederlands: de Franse woordjes nous en vous mochten ook ooit niet als onderwerp gebruikt worden, net als u dus.

5. Je bent gepromoveerd op zinnen als 'ik ruimde de tafel af' en 'ik smeerde het brood'. Kun je uitleggen wat er bijzonder is aan die zinnen?

Deze zinnen zijn op zich niet zo bijzonder, maar ze zijn bijzonder vanwege de twee vergelijkbare zinnen ik ruimde de borden af en ik smeerde boter (op het brood). Kennelijk zijn er werkwoorden in het Nederlands, zoals afruimen en smeren, waarbij we zowel de plek waarbij je iets doet (‘de tafel’ of ‘het brood’) als lijdend voorwerp kunnen noemen, maar ook juist datgene wat je weghaalt (‘de borden’) of datgene wat je aanbrengt (‘boter’).

Volgens veel taalkundigen komt dat doordat werkwoorden als afruimen en smeren twee verschillende betekenissen hebben. Volgens hen betekent afruimen in de tafel afruimen dan iets als ‘leegmaken’ en afruimen in de borden afruimen eerder iets als ‘weghalen’. Ik geloof daar niets van, want bij beide zinnetjes verricht je precies dezelfde handeling en die drukt het werkwoord uit. Er zijn ook talige testjes die ondersteunen dat afruimen in beide gevallen dezelfde betekenis heeft. Vraag jezelf bijvoorbeeld eens af welke van de twee betekenissen afruimen dan heeft in ik heb al afgeruimd. Is dat ‘leegmaken’ of ‘weghalen’?

In mijn proefschrift verklaar ik de tafel afruimen tegenover de borden afruimen juist door de relatie tussen de tafel en de borden. Als je afruimt dan doe je dat altijd bij een ‘volle/gedekte tafel’ en daarbij stel je je dus zowel de tafel als wat erop staat voor. De twee lijdend voorwerpen vormen dus een soort eenheid en als de werkwoordshandeling maar voldoende betrekking heeft op dat geheel, dan kun je zowel ‘die plek’ als wat er zich ‘op die plek bevindt/gaat bevinden’ noemen.

6. Wat is je lievelingswoord?

Pierewaaien. Mooi van klank en een beetje gek. Wel wat ouderwets natuurlijk. Overigens kom ik er bij het beantwoorden van deze vraag achter dat ik aan dit woord een iets andere betekenis toeschrijf dan dat de woordenboeken doen, namelijk iets als ‘gearmd dansend zwieren’, terwijl het volgens Van Dale eerder ‘uitgaan’ of ‘nachtbraken’ (ook een grappig woord…) betekent. Waarschijnlijk komt pierewaaien van een Russisch woord voor feesten.
Ik vind het ook altijd heel leuk als ik bij mijn werk als lexicograaf op het INL een benaming tegenkom voor een object dat ik wel ken, maar waar ik geen woord voor kende. Een voorbeeld hiervoor is kikker. Het beestje kon ik natuurlijk wel bij naam noemen, maar de haak niet…

7. Je bent inmiddels lexicografe. Wat is je lievelingswoordenboek? Je mag natuurlijk ook een online woordenboek noemen.

Ha, dit is een makkelijke vraag, want dat is natuurlijk het woordenboek waar ik zelf voor werk, het Algemeen Nederlands Woordenboek. Je kunt er nu al best veel in vinden, maar pas vanaf 2018 zal hier de basiswoordenschat van het Nederlands helemaal in staan. Het leuke aan het ANW is dat je er van alles in kunt opzoeken; je kunt bijvoorbeeld niet alleen de betekenis van een woord opzoeken, maar ook het juiste woord bij een bepaalde betekenisomschrijving (onder het tweede tabblad). Laatst vroeg ik mezelf af, of er een woord voor een bepaald stoplichttype was en toen kon ik het inderdaad in het ANW vinden.

Je kunt echt van alles zoeken in het ANW. Je kunt bijvoorbeeld alle woorden die op –heid eindigen opvragen. Je moet even uitvinden hoe het werkt, maar onder het derde tabblad kun je echt alles vinden, bijvoorbeeld alle woorden met een metaforische betekenis opvragen (klik links op “betekenis betrekking” en dan “Aard algemeen” en kies dan rechts voor “metafoor”), of alle woorden met een Franse uitspraak (onder “Spelling en uitspraak”; “wijze van uitspraak”), of alle woorden die vooral in spreektaal gebruikt worden of die vooral in België gebruikt worden (onder “bijzonderheden gebruik”). Dit soort dingen kun je zelfs in een zoekopdracht combineren.

8. Wier of wiens taalgebruik vind je inspirerend?

Het is misschien meer een boek dan echt taalgebruik, maar ik vind Opperlans van Battus (pseudoniem van de onlangs overleden Hugo Brandt Corstius) echt een meesterwerk! Hij maakt op een taalkundige manier bijna een soort van kunst van het Nederlands. Dat is echt heel knap.

9. Welke taal zou je nog wel eens willen leren en waarom?

Turks. Heeft allemaal interessante taalkundige constructies en het klinkt spannend. Het lijkt me ook leuk om Turks te kunnen spreken, omdat zoveel mensen in Nederland Turks spreken. Zweeds lijkt me ook leuk om te kunnen. Dan kom ik vast weer allemaal subtiele Zweeds-Nederlandse verschillen tegen die, net als het Duits, me meer inzicht over mijn eigen taal verschaffen.

10. Ken je nog een leuke woordgrap, taalgrap of taalspelletje?

Hoewel ik niet altijd zin heb om na mijn werk nog eens met woordenboeken bezig te zijn, wordt bij ons vaak het woordenboekspel gespeeld. Iedereen die kan lezen en schrijven kan daaraan meedoen en je kunt er echt geweldig leuke avonden door hebben. Wie denkt dat ik daar heel goed in ben, moet ik teleurstellen: ik win het bijna nooit.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten