vrijdag 11 april 2014

10^Taal met... Leston Buell


Taal: wie is er niet mee bezig? Blogs, twitters, tijdschriften, polemieken, ingezonden brieven, boeken. Er zijn heul veul mensen met evenveul meningen. Toch zijn er ook mensen die zich meer met taal bezig houden dan anderen. Daarom vraagt Milfje Meulskens hun mening over taal. Vandaag geven we het woord aan dr. Leston Buell, een 50-jarige Amerikaanse taalkundige en polyglot. Hij is gespecialiseerd in de zinsbouw van Bantu-talen zoals het Zulu en het Swahili, en heeft dan ook als onderzoeker en universitair docent gewerkt. Op het moment werkt hij als freelance vertaler. Hij woont sinds 2005 in Nederland, maar heeft daarvoor behalve in de VS ook jarenlang in Egypte gewoond.



1. Wat betekent taal voor jou?


Ik kom uit een Engelstalig gezin in een regio (Portland, Oregon) waar toentertijd nauwelijks andere talen gesproken werden, maar toen ik een jaar of elf was begon ik mijzelf Frans te leren. (Op de lagere school bestond geen mogelijkheid om een tweede taal te leren.) Vervolgens bestudeerde ik een hele reeks talen uit verschillende werelddelen, nog voordat ik klaar was met de middelbare school. Taal is dus iets waardoor ik van kinds af aan geobsedeerd ben. Het saaiste wat ik kan bedenken is een omgeving waarin ik de hele dag geen andere taal dan Engels kan gebruiken. Taal beïnvloedt ook bepaalde dagelijkse keuzes die ik maak. Zo kies ik bewust voor boeken, films en radioprogramma’s in andere talen.


2. Wat vind je van de spellingsregels in de verschillende talen die je beheerst?

De moeilijksten talen in dat opzicht zijn het Engels en het Frans. De meeste mensen beseffen niet dat Engelstaligen voortdurend hun woordenboek moeten raadplegen om te zien hoe je bepaalde woorden spelt. Neem bijvoorbeeld complement en compliment. Die hebben precies dezelfde uitspraak. De klinker in de tweede lettergreep is in beide gevallen namelijk een schwa (dezelfde niet-beklemtoonde klinker als in de laatste lettergreep van zevende en vlakte). En is het dan possable of possible? Ze zouden immers dezelfde uitspraak hebben. Hoe je al die schwa’s spelt moet je gewoon uit je hoofd leren, en dat is lastig.
In het Arabisch is het probleem een beetje andersom. Spellen is gemakkelijk, maar aangezien de korte klinkers meestal niet geschreven worden, moet je uit je hoofd leren wat de juiste klinkers zijn. Arabisch schrijven is dus in zekere zin gemakkelijker dan Arabisch correct voorlezen.
Het Nederlands valt mee wat de spelling betreft. In het begin was het een beetje lastig om de c’s en k’s uit elkaar te houden, maar dat kwam mede doordat ik ook veel oudere boeken las, ook uit de periode toen men woorden zoals contact en conditie met een k schreef. Maar ik ben vanaf het begin van de pannenkoeken geweest, met n. Pannekoeken zonder n heb ik gewoon niet meegemaakt.

3. Erger je je aan het taalgebruik van mensen?

Ik heb een goede vriend die altijd dingen zegt zoals “groter als ik” en “hij heb een hond”. Dat vind ik niet vervelend maar juist interessant, want dat is zijn dialect en zijn manier van spreken. Maar als je het over een geschreven tekst hebt, ligt dat anders. Als je me van je schrijfvaardigheden wilt overtuigen, moet het echt “groter dan ik” en “hij heeft een hond” zijn. Ik ben zelf dus nogal behoudend, wat taal betreft.
Waar ik echt een hekel aan heb is nodeloze code-switching en de manier waarop veel Nederlanders Engelse uitdrukkingen gebruiken alleen om te laten zien hoe hip of wereldwijs ze zijn. Een lidmaatschap wordt niet beter omdat je het een membership noemt, en hot chocolate smaakt niet lekkerder dan warme chocolademelk. Nederlandse bedrijfsnamen die gebaseerd zijn op flauwe Engelse woordspelingen zoals “Nice To Meat You” (vleesproducten) en “Sea You” (visproducten) vind ik beroerd, dat soort namen zou je van een 10-jarige Amerikaanse jongen verwachten, niet van een zichzelf respecterend bedrijf. Is dat nou echt beter dan een slimme bedrijfsnaam in het Nederlands te bedenken?

4. Waarom denk je dat mensen zich ergeren aan taalgebruik?

Taal is iets waar iedereen een mening over heeft. Dat mag natuurlijk ook, want taal is immers iedereens eigendom. Iedereen heeft een mening over wat correct is, wat mooi is, wat onmogelijk is en wat getolereerd mag worden.

5. Je doet een cursus creative writing, en hebt ook al enkele verhalen geschreven, in verschillende talen. Heb je tips voor mensen die ook eens zoiets willen proberen?

Een cursus creatief schrijven, zul je bedoelen. Ik heb inderdaad een aantal verhalen in het Nederlands geschreven; lange sprookjes (6000 à 8000 woorden) voor volwassenen. Zodra ik er een stuk of acht heb, wil ik naar een uitgever stappen. Dat is mijn droom: een boek in het Nederlands publiceren. Fictie schrijven in een andere taal is een leuke uitdaging en het laat de wereld zien dat je echt iets kunt in die taal.
Ik heb wel een paar tips. Ten eerste moet je tijdens het schrijven voortdurend denken in de taal waarin je schrijft. Het is niet zo dat je bijvoorbeeld alles in het Nederlands bedenkt en uitwerkt en het vervolgens in het Engels opschrijft. Wat je in die andere taal kunt zeggen is niet hetzelfde als wat je in je eigen taal kunt zeggen. Je moet ook een stijl proberen te ontwikkelen die binnen de grenzen van jouw kennis van de taal past. Mijn Nederlands, bijvoorbeeld, is nogal stijf en meer door boekentaal beïnvloed dan door spreektaal. Dat is natuurlijk anders dan mijn Engels, waarin ik in staat ben een heel verhaal in vloeiende, natuurlijk klinkende spreektaal te schrijven. In het Nederlands heb ik uit deze beperking profijt proberen te trekken: mijn stijl in het Nederlands is bewust geïnspireerd door 19e-eeuwse boekentaal.
Ten tweede moet je een goede corrector in de arm nemen: iemand die je verhalen corrigeert en je advies geeft over dingen als stijl, woordkeuzes, woordvolgorde en dergelijke. Zoek ook inhoudelijk advies van vrienden en wees bereid om je verhaal aan te passen en te verbeteren.
Ten derde, om in een andere taal te schrijven moet je ook voortdurend in die taal lezen. Je hoeft niet de zogenaamd beste boeken of beste auteurs te lezen maar juist de boeken en auteurs van wie je denkt dat ze het meest kunnen bijdragen aan je stijl, of die het hebben over een onderwerp dat in jouw verhaal centraal staat. Dit zorgt ervoor dat je de juiste woorden kunt vinden wanneer je ze nodig hebt.

6. Wat is je lievelingswoord?

Ik vind bouwvakkersdecolleté een geweldig woord. (Het fenomeen waar het op duidt vind ik echter wat minder geweldig.)

7. Heb je een taalwens, en zo ja, wat is die?

Dat meer mensen Esperanto zouden leren en gebruiken. Het is een geweldig, neutraal communicatiemiddel dat gemakkelijk te leren is. De Esperanto-sprekende gemeenschap is over de hele wereld verspreid.

8. Wier of wiens taalgebruik vind jij inspirerend?

Felix Timmermans, een Vlaamse schrijver, 1886–1947. Zijn proza heeft een ritme zoals poëzie: simpele, ritmische, mooie zinnen. Zijn taal is net niet standaard Nederlands, want zijn teksten zijn doorspekt met Vlaamse woorden en uitdrukkingen. Hij klinkt ook wat 19e-eeuws. Kon ik maar schrijven zoals hij!



9. Welke taal zou je nog wel eens willen leren en waarom?

Pools. Ik ben er al mee begonnen, maar ik heb niet genoeg tijd om er erg ver mee te komen. Polen is bijna een buurland —je steekt Duitsland over en je bent er— maar we weten er zo weinig van af! Ik vind het een moeilijke taal, met ontzettend veel onregelmatigheden in de vervoeging en de verbuiging. Polen is ook een land dat niet alleen nogal dichtbij is en goedkoop in vergelijking met Nederland, maar ook een land waar heel veel mensen geen Engels spreken, en dat vind ik leuk. Je loopt gewoon een winkel binnen en je doet je best je Pools te gebruiken. Heel gewoon. In Nederland hebben de mensen de neiging om meteen op het Engels over te schakelen als ze horen dat je een klein accent hebt. Ze geven je geen kans om je Nederlands te oefenen voordat je een beetje vloeiend kunt spreken. Daar niet.

10. Ken je nog een leuke woordgrap, (ver-)taalgrap of (ver-)taalspelletje?

Ik vind het leuk om met spreekwoorden en vaste uitdrukkingen te spelen, zoals “ik voel me hier als een kat in een vreemd mantelpak”, “ik weet wat voor vlees mijn pappenheimers in de pot hebben” en “oost, west, mij best”.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten