donderdag 26 november 2015

Vinden taalkundigen steeds vaker dat alles mag?


Grappig stukje van Marc van Oostendorp gisteren op Neder-l. De Taalunie heeft wat foutjes in hun website, en dat wordt natuurlijk even uitgebuit: Marc is geen fan van de Taalunie. Wat je daar verder ook van vindt, reageren op het weghalen van een -t met "het is een complex probleem dat we pas half januari kunnen oplossen" is natuurlijk een giller. Maar daar gaat het niet om. Waar het hier om gaat is dat er een aardige discussie ontstond in de commentaarsectie tussen allerlei Grote Taalwetenschappers over norm en taal. Leuk hoor, lees maar na. Het ALLERinteressantste was echter een opmerking van HC. De titel van deze blogpost, dat is min of meer wat z/hij claimt. Nou jongens, dat is smullen, want HEUL interessant.



De originele reactie (van HC) was als volgt (het deel dat ons hier aangaat):

Wat ik erger vind, is dat de spellingwebsite de meervoudsvorm 'wouden' ook opneemt. Kun je het daar misschien eens over hebben, die gewoonte van (tal van) moderne taalkundigen om vooral niet normatief te willen zijn en alles wat ergens voorkomt ook maar meteen impliciet goed te rekenen? "Het komt voor, dus het mag" vind ik even erg als "Het staat erin, dus het mag". Kennelijk mag je tegenwoordig niet veel meer fout noemen ...


Als we dat ontleden staan er verschillende dingen die allemaal loei-boeiend zijn, zowel apart als samen. We splitsen het ff uit.

1. taalkundigen hebben de gewoonte niet normatief te zijn

Dat klopt denk ik wel, en dat lijkt me ook niet meer dan normaal. Normatief bezig zijn is namelijk zeggen: dit moet je doen. Dat kun je beleid noemen. Maar taalwetenschappers doen onderzoek, net als alle wetenschappers. Er is een wereld van verschil tussen onderzoek en beleid. Onderzoek zegt: kijk eens jongens, dit is er aan de hand. Beleid zegt: dit is er aan de hand, dit doen we er aan.

Ik hoorde gisteren een fraai voorbeeld van deze scheiding op Radio 1. Er was onderzoek geweest, dat uitwees dat het aantal open ruggetjes niet afneemt, ondanks dat we weten dat foliumzuur daar tegen werkt, en ondanks het feit dat verwachtingsvolle moeders wordt aangemoedigd dit te gebruiken (lees maar hier). Wetenschapsjournalist Bennie Mols van de NTR had daar iets heel schranders over te zeggen (luister hier terug, van 13'29 tot 13'42): "De onderzoekers zelf die houden zich eigenlijk verre van beleidsadviezen, die zeggen van wij doen het wetenschappelijk onderzoek, dan is het vervolgens aan gezondheidsinstanties of  misschien aan politiek om hier iets mee te doen"

Dus: onderzoekers doen onderzoek, beleidsmakers maken beleid. Beleid laat zich informeren door onderzoek. Lijkt me duidelijk, en prima, en uitstekend. Waarom kunnen we dat van taal niet accepteren? Laat wetenschappers lekker dingen uitzoeken. Zoals of er nou écht meer Engels wordt gebruikt door Nederlanders. Iedereen roept daar maar wat over, maar feiten, die zijn schaars. Overigens richte men zich voor taalbeleid tot de Taalunie.

2. Moderne taalkundigen (en dus niet ouderwetse taalkundigen)

Door "moderne taalkundigen" te zeggen, zegt de schrijver dat vroegere taalkundigen dat misschien wel niet deden. Dit is een klassieke "je hoort het steeds meer" opmerking (die nog wordt versterkt door "kennelijk mag je tegenwoordig" later in de reactie). Nu is het zo dat ik zodra ik "je hoort het steeds meer" hoor, ik in een soort alarmfase 4 Godzilla El Niño defensieve modus schiet. Als je dat claimt, dan wil ik namelijk A een systematisch overzicht van uitspraken die onder tegenwoordig vallen en B een overzicht van uitspraken van een eerder moment (grappig genoeg wordt dat moment nooit gespecificeerd), waarna een vergelijking wordt getrokken. Op die manier kun je zeggen: er is een toename te bespeuren. Als je een dergelijke analyse doet, met het huidige probleem, of met meisje die, of met wat dan ook, zit je volgens zo bij DWDD aan tafel, en heb je een mooi wetenschappelijk bewijs voor je stelling. Zonder dit materiaal is het een beetje alsof iemand een emmer water tegen je deur gooit en je daarop reageert met "Goh, de waterstand in Nederland is gestegen."

3. Moderne taalkundigen hebben de gewoonte niet normatief te zijn

AHA! Maar nu wordt het pas echt boeiend! Want dít kan namelijk ondanks alles weleens toch het geval lijken! Dat komt vanwege twee dingen. Ten eerste is de taalwetenschap zich in de laatste eeuw gaan realiseren dat het gaat om onderzoek, en niet om beleid. Dit is wel degelijk anders dan in bv. 1932, toen men zich nog wel kon uitspreken tegen bijvoorbeeld de verwerpelijke invloed van germanismen. Dat is nu minder aan de orde: men heeft afstand genomen. 

Ten tweede lijkt de afstand tussen wetenschapper en niet-wetenschapper kleiner dan in bv. 1932. Dat is mede te danken aan geweldige media zoals Neder-l: er is communicatie, en wetenschappers discussieren veel in het publieke domein. Daardoor kan het zijn dat de niet-wetenschapper nu beter weet wat taalwetenschappers eigenlijk doen, en vooral ook wat ze niet doen. Daardoor kan het lijken alsof taalwetenschappers zich nu meer niet-normatief uitlaten.

Kortom, een interessante opmerking, maar een die stoelt op anekdotisch bewijs (de opmerker meent iets waar te nemen) en een foutieve assumptie over wat taalwetenschappers doen (normatief werk). Aan ons, taalwetenschappopularisatoren, dus de nobele taak om zulke folk perceptions zowel inhoudelijk als methodologisch te onderzoeken (dat is wat we doen), en waar nodig onze kennis te delen. Bij dezen.

3 opmerkingen:

  1. De scheiding tussen onderzoek en (beïnvloeding van) beleid is heel ingewikkeld. In het voorbeeld dat je geeft, waarin de onderzoeker een medicijn (of een massavernietigingswapen) heeft uitgevonden, zou die onderzoeker inderdaad kunnen zeggen: anderen moeten maar bepalen wat er met mijn uitvinding gebeurt. Over het algemeen zal hij dat overigens alleen maar zeggen als er al een maatschappelijke structuur is die het gebruik van de uitvinding ook inderdaad promoot (anders doet hij de uitvinding voor niets).

    Maar in veel gevallen ligt het veel complexer. Stel dat je als onderzoeker ontdekt dat een bepaalde gedragsverandering nodig is om een ziekte te voorkomen: de mensen moeten minder rood vlees eten om minder kans te lopen op kanker. Vaak zullen onderzoekers dan proberen mensen hun gedrag te laten veranderen, of er zelfs bij overheden op aandringen een campagne te starten. Bij mijn weten zijn onderzoekers goed vertegenwoordigd in de World Health Organisation.

    In het geval van taalkunde speelt er trouwens nog een kwestie een rol en dat is dat de taalkunde gaat over kennis (van taal), en al het beleid ook gericht is op verspreiding van kennis. In ons geval liggen het beleid en het onderzoek dus wel heel dicht bij elkaar.

    Ik ben ook geen goed voorbeeld van een onderzoeker die zich niet bezig houdt met beleid. Ik bemoei me bijvoorbeeld, zoals je zelf signaleert, met de Nederlandse Taalunie, een beleidsorgaan. Ik heb overigens niets tegen de Taalunie, maar ik vind het de taak van intellectuelen om de overheid kritisch te volgen, en omdat er nu eenmaal bijzonder weinig mensen zijn die de Taalunie uberhaupt volgen en ik zelfs wetenschappelijk gepubliceerd heb over de werking van de Taalunie, is het mijn taak om te wijzen op problemen en ook trouwens om alternatieven te bedenken.

    Als onderzoeker kun je dus zeker deelnemen aan maatschappelijke debatten over beleid op jouw gebied. Wel moet je daarbij zorgvuldig opereren, in die zin dat je meer dan andere deelnemers aan het debat je feiten op orde moet hebben en er ook voor moet waken te suggereren dat iets wat jij alleen maar zelf vindt op basis van je eigen waardenstelsel een objectieve, door de wetenschap gesteunde waarheid is.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dank voor je reactie Marc. Misschien was ik niet duidelijk in het stukje: ik vind niet dat onderzoekers niet betrokken kunnen zijn bij beleid, ik vind dat onderzoek en beleid twee dingen zijn die met elkaar te maken hebben, maar niet een en hetzelfde zijn.

      Het is alleen maar goed dat beleidsfuncties worden ingenomen door mensen met echte kennis van zaken, anders krijg je Taalunie-eske taferelen. Waar het me om gaat is dat ik toch steeds de opmerking blijf tegenkomen dat taalkundigen zich moeten uitspreken over goed en fout. Ze kunnen dat wel doen, binnen bepaalde kaders, maar het is niet zo dat omdát ze taalwetenschapper zijn, ze zich móeten uitspreken over dat soort zaken.

      Je laatste punt, dat is waar het om gaat. Ik beschouw het als de taak van de wetenschapper om ervoor te zorgen dat de door de wetenschap gesteunde waarheid beschikbaar is voor iedereen, ook voor beleidsmakers. Er is op dat vlak volgens mij nog een wereld te winnen.

      Verwijderen
  2. @ Marten

    Ik heb in eerste instantie een reactie in twee delen geplaatst op Neder-L (ergens in de draad op de link onder). Daarmee antwoord ik nog niet helemaal op wat je hier schrijft, maar voor een stukje natuurlijk ook weer wel. Ik bekijk nog wat de komende dagen kan.

    (http://nederl.blogspot.be/2015/11/hij-wilt-het-magt.html?showComment=1448834088102#c2080563497771153745)

    BeantwoordenVerwijderen