woensdag 29 november 2017

Ish en achtig: onzekerheid in taal morfologisch opgelost

Een van de belangrijkste functies van taal is het Beschrijven van de Werkelijkheid. Je zou denken dat we er  allemaal bij gebaat waren om beschrijvingen zo nauwkeurig mogelijk doen. En dat doen we dan ook vaak. Heel vaak echter doen we dat niet, maar dekken we onszelf op de een of andere manier in. De redenen daarvoor zijn lopen uiteen, maar vaak zijn zulke hedges een soort voorzichtige manier van zeggen: ik weet het niet helemaal zeker. Het kan ook een uitdrukking van een nuance zijn, waarmee je iets verzacht. Veel van die indek-woordjes zijn vrij bekend: zeg maar, een beetje, min of meer, soort van, like (we schreven er al eerder over). Laatst echter viel me op dat mensen nog op een andere,  morfologisch zeer interessante manier omgaan met onzekerheid: door het gebruik van ish en achtig.


Regent het? Ish

Een collega vertelde me laatst hoe ze bij het binnenrijden van een fietsenstalling door een juist vertrekkende wielrijder was gevraagd: "Regent het?". Waarop ze antwoordde: "Ish". Daarmee wilde mijn collega uitdrukken dat het soort van een beetje regende, maar dus niet heel hard. Echt zeggen dat het regende, dat zou te ver gaan. Ze drukte een verzachting uit, maar ze deed dat op een hele interessante manier, namelijk door een woorddeel dat je normaal gesproken vastplakt aan een ander woord, los te gebruiken. 

Het gebruik van zo'n achterplaksel op zich is niet eens zo boeiend. In het Nederlands gebruiken we er meestal -achtig voor. Soort van rood wordt roodachtig, iets van een walvis wordt walvisachtig en ga zo maar door. In het Engels kun je dit onder andere uitdrukken met het suffix -ish. Luister Milfjes favo podcast van het moment, My Dad Wrote A Porno, er maar eens op na: tallish, youngish, largish, het houdt niet op. Dat dit soort woorddelen bestaat is aardig, maar niet bijster interessant. Het wordt pas leuk wanneer je ze op een gekke manier gaat gebruiken. 

Morfologische revolutie

Wat mijn collegaatje namelijk deed was ingaan tegen de morfologische regels van de taal, én tegen een enorm sterk taalveranderingsproces. Eerst die regels. Traditioneel gezien heb je verschillende soorten woorddelen (morfemen). Sommige kunnen zowel los als vast voorkomen, andere komen alleen voor in verbinding met andere morfemen (bijvoorbeeld onze meervouds-s: je kunt nooit alleen 's' zeggen om uit te drukken dat je het over meervoud hebt). 'Ish' en 'achtig' zijn van het tweede type: die hebben altijd een gastwoord nodig om aan vast te plakken. Maar mijn collega gebruikte het los! Wut?! Dat kan helemaal niet!

En dan is er nog de tweede flagrante overtreding van de normale taalwetenschappelijke usances. In de taalwetenschap heb je een fenomeen dat grammaticalisatie heet (ook daar schreven we al eerder over). Daarbij verandert een woord met een concrete betekenis door de eeuwen heen in een grammaticaal woord of zelfs in een onzelfstandig woorddeel dat een gast nodig heeft. Neem 'willen'. Ooit was dat in het Engels een zelfstandig werkwoord, dat hetzelfde betekent als bij ons (iets willen, ernaar verlangen). Maar door de eeuwen heen veranderde de betekenis, die werd abstracter. 'To will' betekent nu 'toekomende tijd': 'It will be raining all day' zegt niks over verlangens, maar over de toekomst. Bij dat veranderingsproces hoort ook dat het woordje aan zelfstandigheid verliest, en inderdaad: will kun je makkelijk verkorten en vastplakken aan een ander woordje (It'll be raining soon). 

Grammaticalisatie gebeurt voortdurend, echt aan de lopende band. Maar het omgekeerde, waarbij een grammaticaal voor- of achtervoegsel opeens een zelfstandig woord wordt? Not so much. Er zijn wel een paar voorbeelden: isme bijvoorbeeld, en tig. Ook bij 'ish' gebeurt het wel eens - mijn collega was niet de enige. Wij zijn dan ook natuurlijk niet de eersten die dit opmerken. In dit abstract lezen we bijvoorbeeld dat los ish in 1986 voor het eerst werd gevonden. En ook de auteurs van dit artikel hebben een soortgelijk geval gesignaleerd. 

Maar hoe vaak gebeurt het dan? Geen idee. Het is namelijk vrij moeilijk te checken hóe vaak het voorkomt: als je  op een los morfeem zoekt, op Twitter bijvoorbeeld, dan krijg je automatisch ook alle gevallen waarin het morfeem vastzit. Dat levert trouwens geweldige voorbeelden op. Dus, gebeurt het vaak? Ish.

3 opmerkingen:

  1. "Achtig" als zelfstandig woord komt inderdaad niet of nauwelijks voor. Iets dat er wel in de buurt komt tref je soms aan in een conversatie: "Is die partij links?" "Achtig." Maar daar is verbinding met het moederwoord nog zo sterk dat het meer lijkt op de zelfstandigheid van een kind waarvan net de navelstreng is doorgeknipt. Een volledige zelfstandigheid zal dus via de dialoog tot stand moeten komen (en het liefst niet te pr-achtig). Zoiets zou succes kunnen hebben als er een momentje uit een populaire talkshow wordt gevirald. "Mensen, vinden we dit Arjen Luub?"

    By the way: het woord 'schap' (in de zin van bedrijfschap, maatschap en tigachtig andere) is ook 'abstraherend' ontstaan, begrijp ik uit Van Dale. Het kán dus wel!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Weer veel geleerd mbt onze dierbare taal. Thx!

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Eind jaren zeventig gehoord: een tjetje, verkleinwoord van het achtervoegsel van een verkleinwoord. In een voorgaande zin is dan wel genoemd waarvan een verkleinwoord werd gevormd.

    BeantwoordenVerwijderen