door Marten van der Meulen
Er ligt sneeuw, en dus zijn er nieuwsberichten over sneeuw. Logischerwijs bevatten die bepaalde woorden, die bij dit specifieke onderwerp horen. Sneeuw, ijsvrij, schaatsen, bevroren wissels, ijsclub, it giet oan, en ga zo maar door. Maar één woord in het bijzonder viel mij op. Zo kopte NRC op 7 februari:
"Winterdag in Nederland: sneeuwjacht, sleetjes en forse ontwrichting"
En twee dagen eerder had de NOS al geschreven:
Jacht op schaatsen en sleetjes: 'ik heb dit niet eerder meegemaakt'
Kleiner
Wat is dan wel de verklaring? Misschien roept de vorm sleeën teveel de associatie op met het werkwoord sleeën. Dan zou er dus sprake zijn van een vermijdingsmechanisme, om te voorkomen dat mensen het woord verkeerd interpreteren. Dat het vermijdende woord bij mij associaties oproept met sletjes is dan blijkbaar geen bezwaar. En zelfs áls mensen de woordsoort al fout zouden interpreteren, vraag ik me af wat het uitmaakt. Object of actie, het gaat wel om dezelfde betekenis
Wat de boel écht absurd maakt is natuurlijk dat schaatsen, gebruikt in de kop van de NOS, precies dezelfde verwarring kan oproepen! Ook hier is de meervoudsvorm van het zelfstandig naamwoord hetzelfde als de meervoudsvorm/infinitief van het werkwoord. Waarom gaat het dan dus niet over schaatsjes? Misschien heeft dat met frequentie te maken: schaatsen komt volgens mij zowel als werkwoord als als zelfstandig naamwoord veel voor. Sleeën komt als zelfstandig naamwoord volgens mij verhoudingsgewijs veel minder vaak voor dan als werkwoord. Wat overigens ook nog mogelijk is: zodra één iemand sleetjes gaat gebruiken, gaat iedereen het gebruiken. De media praat elkaar gewoon een beetje na.
Meer sleetjes
Ik probeerde te bedenken welke andere woorden hetzelfde probleem hebben. Dat moeten er meer zijn, want de uitgang -en wordt zowel gebruik voor het meervoud van werkwoorden als voor meervoudsvorming van zelfstandig naamwoorden. Eerst eens kijken naar eenlettergrepige zelfstandige naamwoorden op -ee. Dat levert het volgende op:
fee, plee, ree, snee, thee, tree, vee, wee, zee
Alleen bij 'plee' geeft het meervoud pleeën me een raar gevoel, en inderdaad: dat moet, volgens de Woordenlijst, plees zijn. Alle andere woorden hebben een meervoud op -en. Maar als werkwoord komen ze allemaal niet voor. Ik kan er wel iets bij bedenken, in een Couperiaans context ('de meisjes feeën in het park'), en als gesproken vorm komen reeën en sneeën wel voor (voor reden en sneden), maar dat heeft geen relatie met het zelfstandige meervoud en levert dus geen problemen op.
Werkwoord vs meervoud?
Als we verder kijken dan alleen deze woorden, dan ik niet eens zo gek veel woorden bedenken waarbij het sleeën-probleem wel voorkomt. Er zijn wel veel woorden die homograaf zijn (dwz hetzelfde worden geschreven), maar waarvan de betekenissen in ieder geval tegenwoordig weinig tot niks meer met elkaar te maken heeft. Denk aan bomen (die dingen met takken) en bomen (keuvelen), of ramen (waar je doorheen kijkt) en ramen (schatten). Of schatten (kostbare waren) en schatten (gokken). Of waren (objecten) en waren (verleden tijd van zijn). Of nekken (meerdere achterkanten van halzen) en nekken (ook wel bekend als huigje-tik of tongworstelen).
Er zijn ook woorden waarbij de betekenissen meer in het verlengde van elkaar liggen, maar waarbij de frequentie volgens mij een rol speelt. Werken als zelfstandig naamwoord (de werken van Hercules) is véél ongebruikelijker dan het werkwoord werken. Idem voor voetballen - voetballen: als zelfstandig meervoud komt dat woord volgens mij relatief weinig voor. En zie ook plakken (medailles) en plakken (kleverig aanhangselen). Een subcategorie is trouwens ook nog zelfstandige naamwoorden waarvan het enkelvoud op -en eindigt én die homofoon zijn met een werkwoord, zoals leven.
Kortom: zelfstandige naamwoorden waarvan het meervoud op -en een vergelijkbare betekenis heeft als het werkwoord, én waarvan beide vormen gangbaar zijn, die lijken me eigenlijk nog best zeldzaam. Maar ongetwijfeld weten jullie er meer. En sleetjes, dat snap ik nog steeds niet.
Interessante redeneringen! Tijdens het lezen kwam het volgende in me op: 'slee' is een gesyncopeerde vorm van het nu wat formele 'slede'. De meervoudsvorm daarvan, die je aan het begin van je stuk gebruikt, 'sledes', klinkt prima maar is ook vrij formeel. Het gekke is: die heeft geen gesyncopeerde vorm *'slees'. Het lijkt er dus op dat 'sleeën' pas later gevormd is op basis van 'slee', en dat dat woord daardoor nog wat onwennig aanvoelt - waardoor mensen het gaan vermijden en kiezen voor het probleemloze 'sleetjes'. Nog sterker voel ik dat bij 'tree'. 'Treden' is een probleemloos meervoud van 'trede', maar noch 'trees' noch 'treeën' vind ik lekker klinken bij 'tree', waardoor ik, denk ik, 'tree' met 'treden' zou combineren (maar dan weer niet met 'treetjes').
BeantwoordenVerwijderenBaayen, Dijkstra, Schreuder (1997): "Parsing for noun plurals appears to be a time-costly process, which we attribute to the ambiguity of -en". Het zou dus inderdaad het gevolg kunnen zijn van een mechanisme dat prioriteit geeft aan het begrip van de luisteraar.
BeantwoordenVerwijderenInteressant, dank! Precies het onderzoek waarvan ik vermoedde dat het bestond, maar dat ik niet kende.
VerwijderenSimpelweg omdat de uitdrukking sleetje rijden is en niet slee rijden.
BeantwoordenVerwijderen(Zie Van Dale)
Maar dat verplaatst het probleem alleen: waarom is het sleetje rijden en niet slee rijden?
VerwijderenVoor het gemotoriseerde tijdperk en toen er nog geen Rijkswaterstaat was om sneeuw te ruimen en zout te strooien, was een slee in de eerste plaats een nuttig vervoermiddel. Ze waren over het algemeen niet klein van stuk. Een kleine slee, dus een sleetje was voor het vermaak. Ik ben op een boerderij opgegroeid en daar hadden we ook een slee, die werd zelfs gebruikt als er geen sneeuw lag. We hadden ook een sleetje en daar speelden we mee.
VerwijderenVan Dale:
voertuig rustend op twee evenwijdige, metalen of met metaal beslagen ribben, dat glijdend wordt voortbewogen; vroeger ook gebruikt om vrachtgoederen rond te brengen en als lijkwagen, thans alleen om over ijs en sneeuw heen te glijden, m.n. als vermaak
Goed punt, dank. Dan is dit gebruik van sleetje dus een overblijfsel uit de tijd waarin de sleeën zoals we die nu zien wél kleinere versies waren. Grappig dat de omvangsnorm in ieder geval voor mij verandert (de slee op de foto is voor mij de norm, groter zou ik als 'grote slee' benoemen).
VerwijderenHet Engels kent de woorden sleigh en sled.
VerwijderenMet sleigh wordt meestal een slee bedoeld en met sled een sleetje.
De laatste zes woorden van de tweede zin van dit artikel vormen niet een uitbreidende, maar een beperkende bijzin, dus die komma moet weg.
BeantwoordenVerwijderenJa, alle kleintjes tellen, ook voor taalwetenschappers!
Guttegut, ben je hier voor het eerst? Wij geloven in variatie. Zeker zo'n komma, die maakt echt helemaal niks uit. Sowieso kun je net zo goed beargumenteren dat het een retorische komma is (een adempauze). En als je de komma zó leest, dan is-ie opeens heel zinnig. Tip voor niks: probeer eens verder te kijken dan je eigen rigide regels. Succes!
VerwijderenOk, rigide regels of niet: media is meervoud dus praten die elkaar na. Verderop staat een tikfout: 'Als we verder kijken dan alleen deze woorden, dan ik niet eens zo gek veel woorden bedenken waarbij het sleeën-probleem wel voorkomt.' Verder een leuk artikel, hoewel ik dit niet echt als een probleem zie.
BeantwoordenVerwijderen