Ik
lees me twee slagen in drie rondtes, omdat (zoals we altijd zeggen)
meer nou eenmaal meer is. Momenteel ben ik verdiept in The
Secret Life of Pronouns van James W. Pennebaker, een leuk boek dat zich op het grensvlak
tussen taal en psychologie begeeft. Zeer de moeite waard, het leest
weg als een witbiertje op rokjesdag. Pennebaker betoogt namelijk dat
niet alleen de traditioneel interessante inhoudswoorden leuk zijn:
hij richt zich, de titel zegt het al, op pronomina (=persoonlijk voornaamwoorden). Hoera!
Woord-emancipatie!
Heel
veel taalonderzoek richt zich op inhoudswoorden. Dat zijn woorden met betekenis, zoals werkwoorden en
naamwoorden: daar kun je er meer van verzinnen en ze zeggen iets over
het onderwerp van je verhaal.
Functiewoorden daarentegen - woorden met een minder conrete betekenis zoals lidwoorden en voorzetsels - zijn minder populair: ze zijn onduidelijker (wat is de betekenis van “de”?), ze zijn versteend,
en je kunt ze vaak zomaar weglaten (iedereen zal me begrijpen als ik
een briefje op de koelkast plak dat zegt “ga even naar sportschool,
liefs M”). Maar functiewoorden verdienen wel credits: ze komen
namelijk VEUL
vaker voor dan inhoudswoorden. En Pennebaker betoogt dus dat ze ook
eigenlijk knetterinteressant zijn.
Waarom
zijn woorden zoals de,
het, ik, jij, wij
nou zo boeiend? Nou, zegt Pennebaker, die woorden zeggen niet zozeer
iets over wat
je zegt maar vooral hoe
je
het zegt. Neem bijvoorbeeld lidwoorden. Lidwoorden zijn te gek om te
zien of iemand een zgn. dynamisch of een categorische denker is. Een
categorische denker gebruikt meer lidwoorden: z/hij breekt problemen
op in stukjes. Een dynamisch denker kijkt meer naar problemen als
doorgaande gebeurtenissen, die opnieuw en opnieuw moeten worden geëvalueerd.
Nu
is het natuurlijk leuk om te kijken wie dan lidwoorden meer
gebruiken. Pennebaker vergelijkt speeches van Obama en McCain in de
aanloop naar de presidentsverkiezing van 2008, en ziet dat McCain
meer lidwoorden gebruikt. Verder is het ook interessant dat mannen
meer lidwoorden gebruiken dan vrouwen, en hoe ouder je wordt hoe meer
lidwoorden je gaat gebruiken. Maar dat soort gebruik heeft vooral ook
te maken met context: in formelere situaties bezigt men meer
lidwoorden, in informele sitauties minder. Maar dat betekent dus niet
perse dat vrouwen altijd informeler praten: de hoeveelheden staan op
een continuum, het zijn geen absolute waarden.
Ook
buitenmatig boeiend zijn persoonlijke voornaamwoorden. Die worden
namelijk ook anders gebruikt door mannen en vrouwen, maar
bijvoorbeeld ook na rampen. Pennebaker keek naar blogposts
onmiddellijk na 9/11, en zag een gigantische stijging in het gebruik
van het woord we
ten
opzichte van I.
Je hoort het vaak, dat zo'n ramp een groter groepsgevoel geeft, maar
dit lijkt bewijs. Mensen die liegen over iets gebruiken trouwens vaak
ook minder pronomina, omdat ze een ervaring niet perse zelf hebben
meegemaakt. Maar het is lastig om mensen hierdoor te betrappen, want
het valt gewoon niet zo op, functiewoorden.
Dit maakt functiewoorden trouwens zeer geschikt voorgebruik door forensisch linguisten, oftewel taalkundigen die bijvoorbeeld in een rechtszaak proberen te achterhalen of een dreigbrief door verdachte X is geschreven. Iemands persoonlijke taalgebruik (dat noem je een idiolect) wordt namelijk veel sterker bepaald door functiewoorden dan door inhoudswoorden: sommige mensen gebruiken bijvoorbeeld heel graag veel lidwoorden, andere mensen juist heel weinig. Ook als een boef erg z'n best heeft gedaan om z'n taalgebruik te anonimiseren, kun je metde mate van functiewoordgebruik nog aannemelijk maken dat z/hij de brief moet hebben geschreven.
Je functiewoorden veranderen is heel moeilijk, en helpt ook niet per se. Blijkbaar werd bijvoorbeeld John Kerry aangeraden om meer wij-woorden te gebruiken i.p.v. ik-woorden. Opzich goed advies, want wij=verbondenheid, maar in dit geval werkte het averechts. Zijn adviseurs wisten alleen dit losse feit, maar wat ze niet wisten was dat Kerry wij-woorden sowieso al veel meer gebruikte dan Bush, en door dat gebruik kwam hij afstandelijk over, vooral in combinatie met zijn lichaamshouding en algemene inhoud.
Een
laatste interessant (er zijn er meer, leze het boek!) conclusie is
dat president Bush zijn gebruik van ik
dramatisch verminderde in de aanloop naar de invasie van zowel
Afghanistan als Irak. Een grove generalisatie kan dus zijn dat
leiders in de aanloop naar een conflict meer wij
zeggen. Dit heeft misschien ook met verantwoordelijkheid te maken.
Waar kun je dat ook mooi zien? In Studio Sport. Na de wedstrijd in de
trainerspraatjes. Sowieso een fijne bron voor taalstudenten, maar ga
nu eens turven hoe het ik/jij/wij gebruik werkt. Vaak geen touw aan
vast te knopen, daar het kan het Koningslied nog een puntje aan
zuigen.
Kun
je dus, als je aan je vriend(in) vraagt waar z/hij was vannacht, en
z/hij zegt “Drinken met vrienden” zonder functiewoorden, hem/haar
triomfantelijk van leugens betichten? Nope. Jammerdebammer maar
helaas, zo werkt het niet. Als de vele onderzoeken van
Pennebaker cum suis een ding laten zien is het wel dat je geen
eenvoudige conclusies kunt trekken over gebruik van functiewoorden.
Want dat jij bepaalde persoonlijke pronomina gebruikt (ik/jij/wij)
zegt vast wel iets, maar wat? Misschien is het een teken van de
uitdrukking van je geslacht, misschien is het een teken van je
leiderschapskwaliteiten, of dat het goed gaat in je relatie. Er zijn
zo veel redenen voor iemand om bepaalde woorden te gebruiken - je komt er nooit achter wat doorslaggevend was.
dag Milfje,
BeantwoordenVerwijderenmag ik ook een verzoeknummer indienen?
Bijvoeglijke naamwaarden!
Ook een bron van studie. Bijvoorbeeld: als killer van het zelfstandige naamwoord er achter.
Beste Paul,
VerwijderenDat mag zeker, graag zelfs! Maar wat bedoel je precies met een bijvoeglijk naamwoord als killer van het zelfstandig naamwoord erachter? Kun je een voorbeeld geven?