maandag 28 oktober 2013

Waar is een woordenboek voor? Over prescriptief en descriptief

Je mening geven op internet is populair. Omdat je toch anoniem bent kun je zeggen wat je wilt en lekker ventileren. Daardoor gaan makkelijk misvattingen rondzoemen: iedereen roeptoetert maar wat, zowel de deskundigen als de mensen die denken dat ze deskundig zijn. Nu is er natuurlijk weer wat ophef over de nieuwe woorden die in Van Dale komen te staan. Want dat zijn vaak heel geen Nederlandse woorden, maar Engelse! Door het toevoegen daarvan is het woordenboek, volgens een reactie op nujij.nl, een “ongeloofwaardig woordenboek”. Een weergaloze opmerking die qua absurdisme Gummbah-waardig is, maar ook onterecht: Van Dale doet precies wat ze moeten doen. Wat moeten ze dan eigenlijk doen, woordenboeken?

Een woordenboek is er in principe voor bedoeld om woorden in op te zoeken. Zo, die deur stond inderdaad al flink te tochten, maar ik trapte 'm toch maar even open omdat dit de crux der cruces is: een woordenboek moet die woorden bevatten, die je in het dagelijks leven tegenkomt en waar je meer over wilt weten. Als jij, lezend in 50 tinten grijs, het woord 'geishaballen' tegenkomt, dan pak je je woordenboek om uit te vinden wat dat betekent. Het woordenboek moet dus beschrijven welke woorden in de Nederlandse taal voorkomen; dat heet de descriptieve functie. 

Het kan zijn dat een woord er niet in staat: met 'geishaballen' bijvoorbeeld was dat tot voor kort het geval. Maar je moet je realiseren dat woordenboeken vaak achterlopen in hun descriptieve functie: ze willen eerst kijken of een woord een beetje beklijft, anders kun je wel bezig blijven, en ook het woord 'milfisatie' gaan opnemen, een woord dat ik zojuist heb bedacht en dat 'de toename van op wetenschappelijke argumenten gebaseerde discussie over taal' betekent. Maar zo werkt het dus niet. Maar, belangrijk om te onthouden: niet in het woordenboek betekent NIET dat een woord niet bestaat.

In de praktijk gebruiken mensen het woordenboek ook om erachter te komen wat 'correct' is, dus bijvoorbeeld hoe je een bepaald woord moet spellen. In die zin heeft Van Dale ook een voorschrijvende oftewel prescriptieve functie: het schrijft je voor hoe je de woorden moet gebruiken. (Van Dale gaat hier overigens niet over - de Nederlandse Taalunie bepaalt onze spellingsregels en Van Dale moet gewoon doen wat zij zeggen.) Maar die prescriptieve functie is niet het belangrijkst. Van Dale bedoelt met het opnemen van een woord niet: dit moet! Ze bedoelen gewoon 'dit woord kun je aantreffen en dit betekent het'. Als een woord niet is opgenomen, betekent dat dat het (nog) te weinig voorkomt - niet dat er iets mis mee is.

Een woordenboek is dus in de eerste plaats een beschrijving van de woorden die voorkomen in een taal. Hiermee gaat echter vaak iets mis: mensen zeggen vaak dat een woord niet bestaat als het niet in het woordenboek staat. Dat is eigenlijk een omdraaiing van de zaken - het woord wordt wellicht hartstikke veel gebruikt en behoort dus tot de Nederlandse taal, maar het is (nog) niet in het woordenboek opgenomen (om wat voor reden dan ook). 

Andersom vinden veel mensen dat bepaalde woorden niet bij onze taal zouden mogen horen, bijvoorbeeld Engelse leenwoorden. Dan verwacht je dus prescriptiviteit van het woordenboek:  'pinpointen' komt uit het Engels, dus mag niet bij het Nederlands horen, dus mag ook niet in een Nederlands woordenboek voorkomen, zo is de redenering. Als Van Dale dat toch doet, dan heet het een 'slecht woordenboek' te zijn, omdat het meedoet aan verengelsing of zelfs verloedering. Maar Van Dale moet dit natuurlijk hartstikke wel opnemen! Als 'pinpointen' veel voorkomt, dan moeten ze dat beschrijven - mensen moeten tenslotte op kunnen zoeken wat het betekent. Voor de internetter van nujij is dat blijkbaar een enorme vertrouwensbreuk. Die dacht misschien dat Van Dale ervoor is om een soort vijftigerjaren-leenwoordloze-variant van het Nederlands te gebruiken, maar jammerdebammer, die bestaat niet.

We zien wel vaker dat mensen van een woordenboek een soort wetgeving verwachten over welk woord je wel of niet mag gebruiken. Een voorbeeld daarvan is het gebruik van het woord Jood als scheldwoord. Dat was (en is helaas) weidverbreid. Maar veel van de negatieve betekenissen (zoals 'jodenlawaai' en 'jodenwinst' werden geschrapt. Dat helpt natuurlijk geen bal tegen het gebruik van dat scheldwoord - die macht heeft een woordenboek helemaal niet. Sowieso zijn scheldwoorden ingewikkeld: je kunt iemand een pannekoek noemen, of een wat dan ook, maar moet je dan bij al die woorden ook opnemen dat het als scheldwoord kan worden gebruikt? Wat vinden jullie daarvan: moet een woordenboek zo'n woord laten staan, ook al is het beledigend? Het moet toch beschreven worden?

Nederland heeft trouwens goede woordenboeken. Zo hebben we naast de Dikke Van Dale ook het Woordenboek Nederlandse Taal, bestaande uit een heleboel kloeke delen. Het is zelfs het op-een-grootste (sommigen zeggen grootste) woordenboek ter wereld, na de Oxford English Dictionary. Laten we daar trots op zijn en een goede band houden met onze woordenboekmakers! Bij dezen: een ferme veer in de poezelige reet van de dikke Van Dale!




Geen opmerkingen:

Een reactie posten