maandag 25 november 2013

Nederlanders doen nieuwslezers na, en waarom dat niet in de krant mag.

Prestige is heel belangrijk in taalgebruik. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat we in ieder gesprek op subtiele wijze mensen nadoen die we, bewust of onbewust, hoog hebben zitten. Dit fenomeen heet accomodatie. Het kan zijn dat we helemaal nooit direct met die taalkundige rolmodellen praten. Wie zijn eigenlijk onze rolmodellen? Dat verschilt per land. In Nederland zijn het... ah weet je, lees het stukje maar. Want voor je het weet staat het fout in de krant.


Dit stukje gaat over twee dingen: specifiek gaat het over een bepaald taalkundig fenomeen, en algemeen gaat het over de manier waarop sommige media met bepaalde nieuwsfeiten omgaan. Daar is namelijk iets mis mee, en hoewel ik het begrijp is het toch ook knap irritant.

Laat ik beginnen met het vrolijke taalkundige gedeelte. Zoals ik zei, hebben mensen bepaalde taalkundige rolmodellen: mensen die ze associeren met de variant van de taal die het 'best' is (vaak is dat de zogenaamde standaardtaal) Wie die rolmodellen zijn wisselt interessant genoeg nogal per land. Je zult misschien zelf een mening daar over hebben: wie vindt jij, Lezer (v/m), dat het beste Nederlands gebruikt? De koningin? De groenteboer? Dikke kans dat als je Nederlander bent, je een nieuwslezer(es) zult noemen.

Natuurlijk is hier onderzoek naar gedaan. Dick Smakman bijvoorbeeld vroeg aan mensen uit zeven verschillende landen welk beroep ze associeren met de standaardtaal. Daarnaast werd ze gevraagd om een beroemd iemand te noemen die de standaardtaal spreekt. In Nederland werden mensen als Sacha de Boer en Harmen Siezen genoemd. Van de 140 ondervraagden antwoordde 45,7% dat ze nieuwslezers met de standaardtaal associeren. 

Dat lijkt nogal nieuwswaardig. Ik zie de koppen zelfs al voor me: “Nederlanders vinden taal nieuwslezers het beste”. Maar hier gaat iets mis - dat zegt het artikel (helaas niet openbaar beschikbaar, maar wel via bibliotheken en zulks, zie voetnooti). Het gaat om 45,7% van de ondervraagden: nog niet de helft. Wel een boel, en zeker een opvallend gegeven (ook in vergelijking met andere landen), maar het gaat hier niet om 'alle Nederlanders'. Kijk ook eens naar wie de informanten waren voor de studie: het gaat om 140 informanten, gemiddelde leeftijd 23, vooral universitair studenten. Is dat een dwarsdoorsnede van de samenleving? Natuurlijk niet. Als we eerlijk zijn, moeten we dus zeggen: er is een neiging binnen een bepaalde groep van de bevolking tot een bepaald idee. Dat klinkt al veel minder nieuwswaardig. 

Een soortgelijk geval is een te gek nieuwtje dat laatst in all media kwam, namelijk dat onderzoek had uitgewezen dat het woordje huh in alle talen ter wereld voorkwam. Tenminste, zo werd erover bericht. Maar was het wel zo? Al snel verscheen zowaar een FAQ van Mark Dingemanse cum suis, om alle verkeerde interpretaties van hun werk het hoofd te bieden. Het is op zichzelf begrijpelijk dat niet iedereen de zin of opleiding heeft om het originele onderzoek te lezen, en dat daardoor bepaalde nuances verloren gaan. Maar toch is het gek: je zegt iets, men gaat daarmee aan de haal, en dan moet je je eigen onderzoek nog eens uitleggen. Idealiter hoeft dat maar 1 keer: de originele keer.




Nog een voorbeeld? Nog een voorbeeld. In verschillende kranten stonden laatst krasse koppen over laaggeletterdheid: het gaat heel slecht, enorme toename, paniek. Dit bleek uit een onderzoek, waarover een behoorlijk prominent artikel in (in ieder geval) de Volkskrant stond. Maar een paar dagen later verscheen er een lang opiniestuk (in de geprinte versie van dezelfde krant) over dit probleem, geschreven door een hoogleraar taalvaardigheid. Die stelde dat er toch wel wat gaten zaten in het onderzoek, of in ieder geval aanvechtbare punten.

Hoe kan dat nou? Is de wetenschap niet eenduidig? Resultaat is toch gewoon resultaat? Hier zit 'm de spreekwoordelijke crux. Een wetenschappelijke waarneming is geen punt, maar een een proces. We weten vrijwel nooit iets zeker. Maar voorzichtige conclusies hebben geen nieuwswaarde, en dus wordt in dergelijke gevallen vaak het nieuws iets minder genuanceerd gebracht.

Als het nu lijkt alsof ik op journalisten aan het afgeven ben: dat is niet de bedoeling. Eigenlijk geef ik op lezers af, of misschien wel op de wereld of de mens in zijn algemeenheid. Want het gaat mis op het moment dat je een bepaalde bevinding leest als eeuwige waarheid, in plaats van als nieuwe vondst die ook weer aan onzekerheid en interpretatie onderhevig is. We dachten ook een tijd dat Newton's zwaartekrachtwetten de waarheid waren - zelfs daar blijkt iets op af te dingen.

Hier dus een tip van taalschetenwappers zelve: lees alles, maar dan ook alles, wat in het nieuws komt over taal met enige terughoudendheid. Weet je wat, lees alles wat over wetenschap in de krant komt met schroom. Want niets is zeker, en al helemaal niet waar het om taal gaat.


iSmakman, D. (2012) The definition of the standard language: a survey in seven countries. International Journal of the Sociology of Language, 218, pp. 25-58.

9 opmerkingen:

  1. Omdat veel journalisten op zoek zijn naar sensatie ipv nuance is het niet zo raar inderdaad dat sommige media met onderzoek aan de haal gaa. Berichtgeving over taal is hierin volgens mij niet uitzonderlijk.

    Je stuk bevat een waarschuwing voor lezers, maar het is de moeite waard om ook over de andere kant na te denken: hoe zorgen wij als wetenschappers ervoor dat ons onderzoek goed en genuanceerd gebracht *kan* worden? (Met de nadruk op 'kan', want je hebt dit uiteindelijk natuurlijk zelf niet in de hand.)

    Om uit eigen ervaring te spreken: wij zijn uiteindelijk best tevreden dat de voornaamste kranten in NL alsook wereldwijd het onderzoek vrij genuanceerd oppikten. Dat er een paar missers waren was natuurlijk onvermijdelijk; maar die waren er veel minder dan verwacht.

    Zowel miskleunen als voltreffers in berichtgeving heb je als wetenschapper nooit in de hand. Maar je kunt beide wel beïnvloeden door goed voorbereid te zijn. In ons geval hebben we ons best gedaan om vooraf de belangrijkste bevindingen op een rijtje te zetten in onze persmaterialen, die we op een toegankelijke mini-website geplaatst hadden. Die 'persmap' zorgde ervoor dat de framing niet overgelaten werd aan de journalist, maar aan ons als uitvoerders van het onderzoek. Eigenlijk is dat les 1 uit de NWO-mediagids: heb zelf een verhaal, anders wordt het wel voor je verzonnen.

    Het blijft natuurlijk waar dat je als lezer bedacht moet zijn op sensatiebeluste claims. Maar in deze tijd kunnen wetenschappers heel wat bijsturen, zowel vooraf als achteraf.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ha Mark, fijn dat je reageert! We hebben jullie werk natuurlijk als casus genomen, juist door die heerlijke FAQ. Wat we vooral lastig vinden aan de kwestie, is dat mensen een stuk in de krant lezen en daar hun mening en wereldbeeld op baseren. Ik denk (geen enkel bewijs heb ik hiervoor) dat de gemiddelde lezer de bijsturing vervolgens echter niet meer leest, en dus een werkelijkheidsbeeld schept dat gebaseerd is op weinig genuanceerde claims.

    Wat betreft wetenschappers heb je absoluut gelijk, dat is eenvoudigweg een dimensie die we hier onbelicht laten.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Volgens mij zijn we het helemaal eens. Het is natuurlijk zo dat het bijsturen achteraf alleen werkt voor een subset van degenen die het nieuws gezien hebben en er dan nog benieuwd naar zijn.

    Je hebt ook gelijk trouwens dat intuities een extra rare rol kunnen spelen in berichtgeving over taal. Iedereen beheerst een taal, is zich vrij bewust van die beheersing, en voelt zichzelf daarom al snel mede-eigenaar van nieuws over taal. Zo waren de eerste reacties op onze studie vaak spontane uitspraken als, "welnee, in mijn taal zeg je 'sorry?' of 'wat?'" of "maar dat is toch onbeleefd?" of "tuurlijk maar dat is toch aangeboren?". Het idee dat je taalgebruik systematisch en empirisch kunt bestuderen en dan over je onderzoek een wetenschappelijke verhandeling kunt publiceren waarvan het helemaal niet uitmaakt wat de alledaagse taalgebruiker er wel of niet van denkt of vindt is nog niet helemaal geland.

    Tegelijkertijd zorgt dat gevoel van mede-eigenaarschap ook voor engagement met dit soort nieuws: men herkent zichzelf erin (of niet) en is daarom extra benieuwd. Dat maakt het dus een des te grotere uitdaging voor ons als taalwetenschappers om zo helder mogelijk uit te doeken te doen hoe we taal bestuderen en waarom dat zo interessant en belangrijk is. Vandaar ook dat FAQ, wat overigens erg leuk was om te schrijven ;)

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Precies precies exact. Ik heb het idee dat de taalwetenschap helemaal niet als wetenschap wordt erkend door het grote publiek. Zeker nu rond de Anglicisme-verkiezing die we doen valt het me enorm op dat iedereen een mening heeft over bv. waarom we leenwoorden gebruiken, maar wanneer je met argumenten komt die door de wetenschap ondersteunt worden, dan neemt men dat gewoon niet aan: de eigen intuitie is de waarheid. Volgens mij heeft dat te maken met het feit dat mensen uberhaupt geen ongelijk willen hebben.

      Maar inderdaad, de enorme uitdaging is dus hoe we de kennis naar de mensen brengen. Een programma over taalfouten lijkt me niks, een tvprogramma over taal door Jonge, Hippe, Rock 'n Roll taalkundigen, dat lijkt me wel wat. Wij doen in ieder geval onze uiterste best: voor meer kennis, voor meer constructief debat, tegen het alleen-maar-fout-vinden.

      Verwijderen
  4. "Ik heb het idee dat de taalwetenschap helemaal niet als wetenschap wordt erkend door het grote publiek."

    Raar eigenlijk hè? Iedereen heeft ook een leven lang persoonlijke ervaring met de zwaartekracht, en toch geven mensen niet zomaar hun persoonlijke gevoelens over knikkende knieën en vallende vazen ten beste als het Higgsdeeltje gevonden wordt (uitzonderingen daargelaten). Dus ervaring per sè is het niet. De illusie van controle misschien: we hebben meer 'agentiviteit' over taal (het is zeg maar echt 'mijn ding') en dus heb ik net zoveel recht van spreken als een wetenschapper. Taal is van ons allemaal.

    Hoe dan ook, ik ben er zeker van dat de situatie er niet beter op wordt door meer taalfoutenrubrieken. Kom zeg, de belangrijkste associatie met taal ís al spelling en grammatica (Groot Dictee etc.) — regeltjes hebben echt niet meer reclame nodig!

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Reacties
    1. nee, dat doe ik bewust: ik vind dat namelijk een belachelijke regel: ik vind dat de tweede persoon in alle gevallen met een -t moet (behalve bij bv. moet natuurlijk).

      Verwijderen
    2. Dat is geen regel maar een feit: de tweede persoon in inversie heeft geen -t. Of hoor(*t) jij iets anders dan ik?

      Verwijderen
    3. het is een feit in de uitspraak, maar dat vind ik onhandig: daarom doe ik dit in geschreven taal in de hoop dat dit m.i. overbodige feit ook in de spreektaal gaat verdwijnen. Overigens is dat niet perse nodig: ik denk dat het toch wel op de lange termijn verdwijnt, net zoals de -t in de 3e pehttp://milfje.blogspot.com/logout?d=http://www.blogger.com/logout-redirect.g?blogID%3D6646261659993984844%26postID%3D8616648238047316267rsoon langzaam aan het verdwijnen is. Fijn zeg, meer regelmaat!

      Verwijderen