maandag 20 januari 2014

Ontzettend verschrikkelijk goed stuk zeg! Erg gaaf!

Taal is dynamisch! Uitspraak, woorden, grammatica; alles is aan verandering onderhevig. Ook betekenis kan veranderen. Een woord dat vandaag dit betekent, betekent dat misschien later niet meer. Een interessante groep in dit opzicht is die van de superwoorden, en dan hebben we het even niet over de overtreffende trap (goed-beter-best), maar over woorden die uitdrukken dat je iets supergeweldig vindt. Want grappig genoeg gebruiken we heel veel oorspronkelijk negatieve woorden om onze uitspraken kracht bij te zetten, en zijn we ons daar in veel gevallen nauwelijks meer van bewust.

Nemen we eerst eens de positieve superwoorden, zoals heel, flink, super, top. Als je naar de geschiedenis van dat soort woorden gaat kijken, zie je dat er vaak een ontwikkeling is van iets concreets naar iets abstracts. Zoals heel, waar we het vorige week nog over hadden: dat betekende aanvankelijk ‘uit één stuk, niet half’. Een betekenisuitbreiding naar een superwoord ligt voor de hand – iets is niet half leuk, maar HEEL leuk. Denk ook eens aan gaaf. Dat betekende aanvankelijk (en we kennen het nog steeds in die betekenis, al verliest die mijns inziens aan frequentie en bekendheid) ‘egaal, zonder oneffenheden’. Juist dat element van foutloosheid zorgde ervoor dat we gaaf ook als positief versterkend element konden gaan gebruiken, en de rest is historische taalkunde. 

Er is ook een vrij recent groepje Griekse en Latijnse woorden dat een versterkend positieve functie vervult: mega-, super-, ultra-, etc. Milfje is er gigadol op, zoals de trouwe lezer wel weet. Eerst de Griekse: dat zijn meestal telwoorden, bijvoorbeeld giga is Grieks voor ‘biljoen’ en mega betekent ‘miljoen’ (denk aan megawatt). En wat is er nou geschikter om iets te versterken dan een telwoord? Iets is niet zomaar leuk, iets is miljoenleuk! Gek eigenlijk dat kilo ('duizend') het nooit tot versterkend voorvoegsel heeft geschopt; waarom zeggen we niet kilotof? Nou, laten we het bij dezen invoeren.


De Latijnse voorvoegsels zijn vaak te herleiden tot voorzetsels die zoiets als ‘boven’ of ‘op’ betekenen. Ook die woordjes zijn natuurlijk uitermate geschikt voor sterke positieve betekenissen; denk ook maar aan bovenstebeste, übergeil en opperhoofd. Dergelijke voorzetsels komen trouwens vaak weer van zelfstandig naamwoorden die refereren aan hoge entiteiten, bijvoorbeeld bergen, bovenkanten, en toppen (Heeee, dat soort zelfstandig naamwoorden veranderen ook regelmatig in superwoorden: toppie!, großartig, etc.). Denk bijvoorbeeld aan het Engelse 'on top of', dat functioneert als voorzetsel, maar waar je het zelfstandig naamwoord 'top' nog duidelijk in herkent. Datzelfde is gebeurd in het Takia, een taal die op Papoea Nieuw-Guinea wordt gesproken: het woord papo dat ook 'top' betekent, is qua betekenis en vorm veranderd in fafo, dat 'op' betekent (credits voor Ross 1996). Soortgelijke veranderingen zie je in Heel Veel Talen.


En dan nu: over naar de negatieve woorden. Neem een woord als verschrikkelijk. Dat betekent "Schrik, angst of vrees verwekkend". Maar je kunt het ook gebruiken als graadpartikel (partikels zijn ingewikkeld, maar laten we zeggen dat het bijwoorden of tussenwerpsels zijn (niet boos worden!). In het Engels heten graadpartikels overigens intensifiers): “Het concert was verschrikkelijk goed”. Dan betekent het dat het juist heel erg goed was. Nog een lijstje voorbeelden, allemaal van Twitter geplukt:


-  ergEn dan ben ik hardloper die die baan erg fijn vindt. Maar het gaat natuurlijk nergens over.
-  gruwelijk (zie hier hoe dat door Onze Jeugd gebruikt wordt)
-  ontzettend Stoffen zijn ontzettend goed. Ik zeg dit ga ik vaker doen vanuit mijn luie stoel.
-  ontstellendGewoon omdat het zo ontstellend goed was: Heavylight doet Boxer Rebellion bij Giel Vanavond GRATIS in 013!
-  vreselijkDie kut Diego Costa heelde tijd liggen wat een jankert zeg. Kan vreselijk goed voetballen, maar dat vallen allemaal slaat nergens op.
-  ziekVandaag begon ik het concertjaar 2014 met Son Lux un en dat was ziek goed.
-  en natuurlijk een enorm scala aan ziektes, van tyfus tot pleuris tot kanker, maar die zoeken jullie zelf maar op

Deze woorden hebben allemaal een sterk negatieve betekenis gehad. In sommige gevallen voelen we die nog heel duidelijk; het woord gruwelijk roept bij mij bijvoorbeeld nog altijd beelden op van afgerukte ledematen en andere horror. Misschien is het juist die bijna fysiek emotionele reactie die zo’n woord zo bruikbaar maakt als graadpartikel. Het zet de boel op scherp, het trekt onwijs (!) de aandacht, het zorgt voor een shockeffect.

Wat constant blijft aan de betekenis van een woord als verschrikkelijk, is dus dat er “iets extreems” aan de hand is. Aan de andere kant is er wel sprake van verandering, althans in de constructie ‘verschrikkelijk+positief woord’: in dat geval is de negatieve betekenis van ‘verschrikkelijk’ helemaal weg. Leuk: min plus plus is dus plus. Wie zegt nog dat taal op wiskunde lijkt?

Zo’n betekenisverandering van negatief naar positief, noem je in goed Nederlands ‘amelioratief’. De andere kant op heet het ‘pejoratief’. Een leuk voorbeeld daarvan is het woord ‘wijf’: dat betekende aanvankelijk vrouw of echtgenote (zoals in het Duits en Engels nog steeds het geval is). In het Huidig Nederlands is het een scheldwoord geworden, eventueel nog versterkt door een zeker geslachtelijk voorvoegsels.


Zo zie je maar: alles verandert, en als je een jongere hoort zeggen dat iets "ziek goed" was, toon dan begrip: jij doet dit immers zelf ook. Opdat u de hand in eigen boezem steke! Wat gebruikte u vroeger en nu om uit te drukken dat u iets te gek vond? Mieters? Awesome? Gruwelijk lekker? Nice? Puik? Tof?

5 opmerkingen:

  1. Enkele opmerkingen hierover:
    - ik denk dat je het ontstaan van die versterkende woorden bijna altijd in de jongerentaal moet gaan zoeken. Daar zijn trends, en die wisselen snel omdat de nieuwe generatie toch steeds de neiging heeft zich af te zetten tegen de vorige, 'anders' te doen dus. Sommige van die versterkers overleven het wel, en dringen door tot de algemene taal (al is het soms ook tijdelijk), maar tegen dan hebben de jongeren alweer iets anders gevonden (we gaan toch niet hetzelfde praten als die oudjes, zeker ;) ). Een voorbeeldje is 'kei'. Toen ik jong was, ergens einde vorige eeuw, was dat 'ons' versterkend woordje. Wij konden het over 'keizacht' hebben, terwijl onze ouders dat een heel bizarre uitdrukking vonden. Mega- en giga- zijn ook alweer in voor de algemen taal en out bij de jongeren. Mijn zoon van twaalf had het onlangs over 'da's vies lekker, zeg'. 'Vies' is dus een versterker, duidelijk :) Je zal daar overigens heel wat info over vinden in het vijfde dialectenboek van de Stichting Nederlandse Dialecten, dat volledig aan intensiverend taalgebruik was gewijd. In de opzet vooral in vergelijking met dieren, maar ik herinner me nog dat in die enquêtes ook heel wat andere zaken naar boven kwamen (Het Dialectenboek 5. In vergelijking met dieren. Intensiverend taalgebruik volgens de SND-krantenenquête (1998). Groesbeek, 1999.)
    - Je gebruikt het woord 'wijf' als voorbeeld van betekenisverandering (pejoratief). Ik vind kwene ook een leuke. Verdwenen in het Nederlands van nu, maar in het Middelnederlands betekende dat 'oude, kwaadaardige vrouw'. Het zit in het lied van de twee koningskinderen die malkander zo lief hadden, maar niet tot malkander konden komen, want het water was te diep. In het Engels bestaat het woord nog wel, als queen. Met amelioratieve betekenisverandering dus. (Hoewel, Queen Elisabeth kan zich ook wel als een echte kwene gedragen ;-) )

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Kween is inderdaad interessant! Ik ken het in Modern Nederlands nog in de betekenis "hermafrodiet geitje/bokje", en het schijnt ook "onvruchtbaar rund" te kunnen betekenen (http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/kween). In het Zweeds is "kvinna" trouwens het neutrale woord voor "vrouw", wsch. de oorspronkelijke betekenis . Als dat zo is, heeft de betekenis in het Engels en het Nederlands tegengestelde betekenisveranderingen ondergaan.

      Verwijderen
  2. tussen Delftse bridgers was het leuk om te zeggen dat je "tera" down ging: ingenieurs werken altijd in 3 machten meer van 10: kilo, mega, giga en dan komt tera, ook de andere kant op: milli, micro, nano, pico. Voor de goede order: bij bridgen kun je maximaal 13 down gaan.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Intensiveerders, altijd leuk! "Moeilijk" is ook te gek (zoals wij jongeren dat in de jaren 80 zeiden), bv. "Verder vooral kudo's voor fanatiekelingen die sporten en dat moeilijk chill vinden", "En vreselijk mooie stewardessen, van die moeilijk mooie vrouwen ...".

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Ik ben vertaler Engels-Nederlands en kom op het werk de laatste tijd vaak het woord "ultra" tegen. Daardoor vraag ik me nu af wanneer iets precies een bijwoord is en wanneer een voorzetsel.

    In het Engels is "ultra" een bijwoord ("ultra high"), en tot mijn grote verbazing kennelijk ook een bijvoeglijk naamwoord ("Wow, these flip flops are ultra!"). In het Nederlands bestaat het niet als bijvoeglijk naamwoord (je kunt niet zeggen "dat was echt een ultra feest gisteren", althans niet in standaardtaal).

    Ik weet natuurlijk dat "ultra-" in het Nederlands een voorvoegsel is, net zoals "giga-", "mega-" enz. Maar ik ging er eigenlijk altijd vanuit dat het ook een bijwoord was. Na enig zoeken zie ik echter dat de woordenboeken alleen het voorvoegsel vermelden. Dus nu vraag ik me af: wat is het verschil eigenlijk? Waarom kun je wel "ultrahard gaan", maar niet "ultra hard gaan"? Het lijkt me dat er geen betekenisverschil is.

    Merk overigens op dat "extra", wat toch ongeveer dezelfde betekenis heeft als "ultra", zou je zeggen, volgens de woordenboeken dan weer alléén als bijwoord kan voorkomen en niet als voorvoegsel: je kunt kennelijk wel "extra hard gaan", maar niet "extrahard gaan".

    Waarom is dit?? Zit hier überhaupt een regel in? Wie helpt mij deze kwestie op te lossen?

    BeantwoordenVerwijderen