donderdag 17 april 2014

Staat de zon op stutten, regen. Over volksweervoorspellingen

De scheidslijn tussen taal en volkskunde is dun, of zelfs niet-bestaand. Als ze dat ergens hebben begrepen dan is het wel op het Meertens Instituut. Neem nou gezegden. Gezegden zijn vaak fijn te matchen aan streken, of zelfs plaatsen, maar ze zijn ook taal. In de Nederlandse Volksverhalenbank (die sowieso ONWIJS de moeite waard is om dagenlang in te grasduinen) zijn er een boel verzameld, bijvoorbeeld met betrekking tot weersvoorspellingen: dit voorbeeld komt uit de collectie Boekenoogen. Ikzelf kende er geen eentje! Gebruikt u ze nog? Of kent u ook nog andere? We zijn benieuwd!*

  • Sneeuw op het slijk, Vorst aan den dijk.
  • Dondert het 's najaars op de kale boomen, hard' winter.
  • Veel noten hard' winter.
  • Zoo de wind is, als de zon de linie passeert, waait hij drie weken.
  • Morgenrood brengt water in de sloot; avondrood mooi weer aan boord.
  • Staat de zon op stutten, regen.
  • Alleen drijvende wolken (schapepensen), regen.
  • Kruipnevels, regen.
  • Schuilen de kippen bij regen niet, dag regen.
  • Bij vorst worden de koeien, op stal staande, wel eens onrustig, verandering.
  • Zijn eenden en kippen rumoerig, zware wind, zelfs vliegende storm.
  • Staat de maansikkel rechtop, druipmaan, ligt ze achterover, droogmaan.
  • Staat er een sterretje (klapper of verklikker) dicht bij de maan, wind.
  • Beharsen de bijen in den herfst den korf buitengewoon, hard' winter. 
  • Maandag nieuwe maan, ruw weer.
  • Gaan de rookwolken uit den schoorsteen der stoombooten "over den kop", ruw weer.
  • Springen de gebrande koffieboonen tegen het deksel van den blikken trommel, wind.
  • Begint de koperen pompkraan te zweeten, regen.
  • Eikenhouten meubels kraken tegen wind.
  • Padden en slakken laten zich tegen regen meer zien.
  • Kraaien vliegen tegen regen bij troepen.
  • Als de zon onklaar ondergaat (in een nest kruipt), regen.
  • Vliegen de zwaluwen laag, regen.
  • Als de smidse, de slooten en het privaat rieken, regen.
  • Valt het roet en wordt het zout nat, regen.
  • Blijft de gemalen koffie hangen aan de wanden van het bakje, regen.
  • Kikkerzang bij avond en vleermuizenvlucht, den volgenden dag mooi weer.
  • Hoort men op verren afstand de stoomfluit en den torenklok mooi, 's winters vriezend weer.
  • Jichtige en reumatische menschen weten een dag vooruit te zeggen, dat de wind naar 't noorden zal gaan.
  • Likdoorns profiteeren [sic!] wind of regen of allebei.
  • Kring om de maan, wind.
  • "Het moêr van 't weer" noemt men als de lucht des morgens in 't noorden of 't zuiden klaar of onklaar is.
  • Gaat het houtschillen gemakkelijk, regen.
  • Noorderlicht, oorlog.
  • Kometen, slechte tijden.
  • Draai-, warrelwinden of windhoozen op de heide, regen.
  • Aschgrauwe wolken, hagelwolken.
  • Als de katten wild door 't huis vliegen en de varkens met een lang stroo loopen, wind.
  • Steken de vliegen en steekt de zon, regen.
  • Grasmaaiers meenen aan het zachte of harde gras te weten, welk weer het worden zal.

*Disclaimer: we publiceren dit materiaal niet, het is een soort citaat. Mochten er mensen zijn van het Meertens die dit lezen en denken: hoho, laat het dan even weten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten