woensdag 21 mei 2014

Onder taalwetenschapprofessoren

Oh feestboek, wat ben je toch heerlijk! Vorige week verscheen overal op m’n newsfeed dit testje: welk type taalwetenschapper ben jij? Je vult een aantal vragen in en voila, er blijkt of je meer een foneticus bent of een syntactica. Zoals altijd met zo’n quizje, drijft het op een paar clichés. Die zijn leuk, want het zijn clichés over taalwetenschappers dóór taalwetenschappers. Maar het is ook leuk voor de leek, want er zit wel iets van waarheid in. Wat vindt men dus van elkaar? Wat zijn die clichés wat betreft de soorten taalwetenschap die je hebt? En wat past het best bij jou?


De Syntactica

Als syntacticus bestudeer je zinsbouw. Dat klinkt simpel, maar dat is het zeker niet: in de praktijk is syntaxis vooral veel puzzelen. In taal A zie je een bepaalde woordvolgorde die in taal B niet kan, en dat ga je dan verklaren met behulp van termen als quantifier floating, stranding, binding constraints, PRO-drop, c-command, etcetera.


Syntactici zijn dus vaak theoretisch ingesteld en houden van wiskunde en van bomen tekenen. Ze worden als slim maar wereldvreemd gezien, en ze zijn bijna per definitie Chomsky-aanhanger oftewel generativist. 
Ouderwets, maar nog steeds: zeg je syntax, dan zeg je Chomsky - uitzonderingen uiteraard daargelaten. Een echte syntactica wordt wild van gekke woordvolgordes, en boos of anderszins opgewonden van het Pirahã

De Foneticus

Het vakgebied des fonetieks bestudeert de klanken van de taal, in natuurkundige zin. Fonetiek bedrijven betekent dus meten, experimenten doen, formules opstellen, spectogrammen maken, rekenen – alles wat een natuurkundige doet. Fonetici zijn dan ook dol op empirisch onderzoek, en hebben een afkeer van puur theoretische taalwetenschap. Mompel eens tegen een fonetica dat je het programma PRAAT gebruikt (een geweldig exportproduct overigens, een van de makers is Paul Boersma, zie foto), en je hebt heur hart veroverd.


Ook dit vakgebied wordt als moeilijk gezien, dus fonetici worden beschouwd als slimmeriken. Overige kenmerken van de foneticus: ziet baby’s als proefpersonen en wordt wild van zeldzame klanken zoals
de labiodentale flap en ejectieven.

De Fonoloog

In de fonologie worden ook klanken bestudeerd, maar niet zozeer op natuurkundige wijze, als wel hun rol in specifieke talen.  Het verschil is niet heel makkelijk te maken, ze kletsen er hier een flinke pagina over vol. Kort gezegd: een fonologe bekijkt welke klanken een bepaalde taal gebruikt en hoe die klanken elkaar beïnvloeden. Fonologie houdt een beetje het midden tussen theorie en empirie: je kunt van beide walletjes eten. 


Fonologen worden blij van mooie fonologische processen, bijvoorbeeld van wat er gebeurt als je –tje achter een Nederlands zelfstandig naamwoord zet. Ga maar na: soms verdwijnt er een klank (kast+tje spreek je uit als kasje, test+tje wordt tesje), soms komt er een bij (man + tje wordt mannetje), soms verandert een klank (hond+tje wordt hondje, met een andere t-klank dan normaal). Het bekendste voorbeeld (hoewel hij ook van andere markten thuis is) is natuurlijk @fonolog: Marc van Oostendorp.

De Computerlinguïst
foto: Eric Schrijver

Nerd alert! Computerlinguïsten zitten de ganse dag te programmeren. Of ze nou een corpus annoteren, een vertaalmachine in elkaar zetten, of een automatische ontleedfunctie opzetten (die drie dingen zijn trouwens sterk verwant), ze zitten te tikken. Je snapt zelf wel dat computerlinguïsten wiskundig ingesteld zijn, en daarom ook weer als slim gezien worden. Milfje's lievelingscomputerlinguist zal toch zeker Barend Beekhuizen zijn, ook bekend van het helaas nog te kleine blog Grammar of Soup.

De Sociolinguïst

Sociolinguïsten onderzoeken hoe taal werkt in sociale context, wat betekent dat ze kijken naar variatie (wie spreekt wat wanneer tegen wie?) en het proces dat daar onlosmakelijk mee verbonden is: taalverandering. Sommigen zien dit bijna als de kern van alle taalwetenschap, anderen (Chomsky) beschouwen sociale zaken als secundair en zien sociolinguïstiek bijna als pseudo-wetenschap. Het vakgebied wordt dan ook wel als soft gezien (Milfje = oneens, maar dit stukje gaat over clichés), dus makkelijk. 



Een echte sociolinguïste wordt wild van Twitter en andere ware-taal-in-context-corpora. De bekendste sociolinguïst (en volgens velen (waaronder wij (Sterre en Marten (dit is een voorbeeld van inbedding (dat hoort dan weer in de syntax thuis)))) een der groten der taalwetenschap) is William Labov.

De historisch linguïst

De historisch linguïste is, het woord zegt het al, de geschiedkundige onder de taalschetenwappers. Ze houdt zich bezig met het zoeken van oude varianten van talen in, bijvoorbeeld, middeleeuwse literatuur, en vergelijkt die met latere varianten, om te kijken hoe bepaalde taalzaken in de loopt der tijd veranderd zijn.


Je zou zeggen: dan hebben ze vast ook een stoffig imago, maar niets is minder waar. Historische linguïstiek wordt door sommigen als de kern van de taalwetenschap gezien – misschien omdat het een van de oudste subgebieden is; zo’n beetje de oorsprong van alle taalwetenschap. Een historisch linguïst gaat uit z'n dak bij een ontdekking van een goede oude bron. Tegenwoordig hebben we zelfs een Hoogleraar Historische Taalkunde van het Nederlands in de Digitale Wereld: Nicoline van der Sijs!

Nou, lezer, laat het ons maar eens weten: welk type ben jij? En als je toch bezig bent: wat voor Neerlandicus ben je eigenlijk? Voor wie niet van wetenschap houdt is er gelukkig nog dit testje
Ben je taalwetenschapper maar herken je jezelf in dit lijstje niet terug? Niet getreurd:, even wachten op aflevering 2: Andere TijdenTaalwetenschappers.

19 opmerkingen:

  1. Ik ben afgestudeerd met een eindverhandeling historische taalkunde, maar ik heb daarna acht jaar in de dialectologie gezeten. Dat zou je eigenlijk een kruising kunnen noemen van historische taalkunde en sociolinguïstiek (hoewel de doorsnee fonoloog daar ook zijn hartje kan ophalen, uiteraard). Aangezien de dialectoloog een uitstervende soort is, vermoed ik wel dat die in je aflevering 2 thuishoort. :-) Ah ja, de lexicoloog mis ik ook. De woordjesdeskundige. Binnen de dialectologie toch redelijk onmisbaar, en bij Van Dale ook.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. De dialectoloog uitstervend? Juis niet! Er is weer allemaal leuk dialectologisch onderzoek, naar partikels (door Ton van der Wouden), naar code switching, en in Leonie Cornips doet ook allerlei spannende dingen in Limburg!

      Verwijderen
    2. In Vlaanderen wel, hoor. Dialectologie is opengetrokken naar taalvariatie in het algemeen, en afhankelijk van de universiteit ligt de focus op tussentaalonderzoek of jongeren/chattaal. De enige echte dialoctologen die ik ken, is de redactie van het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten in Gent, en dat project zal in 2015 zo goed als zeker definitief aflopen. Het vak zelf wordt alleen daar nog gedoceerd, en zal waarschijnlijk verdwijnen zodra de docent (Jacques van Keymeulen) met emeritaat gaat. Ik zie het dus niet zo rooskleurig in, nee.

      Verwijderen
    3. Dat is niet juist. In Gent heeft Liliane Haegeman, de vrouw die eigenhandig het Westvlaams internationaal op de wetenschappelijke agenda plaatste, een heel groepje onderzoekers om zich heen verzamelt, die weliswaar niet allemáál aan dialecten werken, maar voor een deel toch wel.

      In Leuven is onlangs Jeroen Van Craenenbroeck benoemd – een indrukwekkende, jonge dialectoloog die statistisch werk aan dialectdatabases combineert met gedetailleerde studies naar (de syntaxis van) individuele dialecten.

      Als de dialectologie ergens bruist, op een moderne manier, met jonge mensen alom, is het in Vlaanderen.

      Verwijderen
  2. Ik worstel inderdaad altijd met het verschil tussen fonetiek en fonologie, maar weet van elke discipline wel een beetje van de hoed en de rand, al moet ik weleens naar de klepel vragen. De klepel zorgt bij mij voor de randkrul.
    Enne, dat testje, moet dat niet tesje worden? Niet mijn kleine zus, Tes, maar een kleine test.
    Dankzij uw stukjes ontwaar ik de relativiteit van taalliefde en de arrogantie van taaldictatuur. Doe daarom nog eens een uit de hand gelopen vergelijking, zodat mijn drang naar het ventileren van aanmerkingen het leven gaat leiden van die van een correctiejuf, een spelvirtuoos en, uiteindelijk, een bezitter van het sprankelende niveau van enige taalkundigen, hier genoemd, die vaak allesbehalve kundig in taal maar wel in de beschouwing daarvan zijn.
    Wat ik wel extra leuk vond, was die uitleg van de 5e regel van het Egidiuslied, manmanman, wat een focus was dat!

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Gelijk hebt u, wat betreft tesje; het is aangepast.

      Fijn dat u iets in onze stukjes ontwaart! We zijn onze lezers natuurlijk graag terwille, maar begrijpen niet helemaal wat u onder een uit de hand gelopen vergelijking verstaat - misschien omdat wij nooit schreven over de 5e regel van het Egidiuslied. Kundig beschouwer Jan Stroop wel, op Neder-L!

      Verwijderen
  3. In de 7e regel gelieve u een taaltrend te zien, geen taalfout dus....

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Snik, deze historische sociolinguist komt als syntactica uit de test... Boehoe...

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Ik bedoelde eigenlijk dat er binnen de taalwereld vogels van diverse pluimage rondlopen. En dan lees je soms dingen waarvan je denkt < meent-ie dat nou? > of of < heeft-ie soms te weinig tijd om de schrijfsels eens over te lezen? > of < deed-ie het expres om me te kietelen, te sarren, of zelfs uit m'n tent te lokken? En bij u edele weet ik het al bij voorbaat. Vandaar mijn vraag om een anakolouth in de vergelijkende taalexpressie, want om raad te plegen.
    Maar even serieus, soms ben ik echt onthutst door een analyse en af en toe worstel ik met de existentiële vraag of wat ik lees niet beter elders terecht had kunnen komen.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Beste Mient,

      We krijgen het idee dat je dit stukje/onze stukjes stom vindt, of er een probleem mee hebt. Mocht dat zo zijn, verschuil je dan niet achter enigmatische reacties maar zeg het alsjeblieft gewoon. Als het juist een compliment is, idem dito. We hebben echt wat clarificatie nodig: waardoor ben je precies onthutst? Waar vind je dat sommige analyses (dit stukje?) dan wel thuishoren?

      Verwijderen
    2. Men verwijt mij vaak dat ik nogal cryptisch ben, en dat klopt wel: ik begrijp soms mijn eigen redenering niet, maar met de nodige gedachtensprongetjes heb je haar dan toch wel weer te pakken. Dat allereerst.
      Jullie stukjes en ook dit stukje hebben keer op keer dat alternatieve tintje van de speler die met zijn wetenschappelijke bagage de zaak relativeert tot menselijke proporties. Een taalschetenwapper is op woordniveau nog tot daar aan toe, een gekke zin maken om op te vallen, ook. Dat mis ik bij de vele niet de eerste de beste linguïsten wier humor vaak beperkt is tot het nog net geaccepteerde. Jullie stukjes mengen ernst en luim anders dan anderen dat doen. En dat bekoort me, ik vind het niet stom.

      Kortom, bravo en vooral zo doorgaan. Het veld van de taalvorsers is met jullie overzicht bijna compleet geworden en het mist alleen nog de vreemde en raadselachtige betweter waartoe ondergetekende waarschijnlijk behoort. Ik moest maar eens dat testje doen....
      En nu houd ik op met al dat geclarificeer.

      Verwijderen
  6. Nerd alert!
    En nee, ik weet nog steeds niet wat je zónder Python moet. 8)

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Ik zie het als mijn belangrijkste taak in het leven om een misverstand uit de wereld te helpen dat hier nu ook weer opduikt, namelijk dat Chomsky zou beweren dat wat Labov doet pseudowetenschap is. Bij mijn weten is er in het hele werk van Chomsky geen enkele laatdunkende opmerking te vinden over de sociolinguïstiek, en zeker niet over Labov. Ik heb het voor de zekerheid ook nog even gevraagd aan een chomskyoloog en die wist ook van niets. (Omgekeerd heeft Labov zich ook nooit echt in afkeurende zin uitgesproken over de generatieve taalkunde, al had/heeft hij wel vooral methodologische bedenkingen.)

    De posities van Chomsky en Labov zijn incommensurabel, het is volgens mij alle serieuze partijen duidelijk dat het object van studie van beide opvattingen uiteindelijk een andere is, al wordt het allebei taal genoemd. Dit staat niet in de weg, natuurlijk, dat er over en weer door aanhangers van beide heren allerlei onzinnige verwijten zijn gemaakt.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dat is wel een erg mooie levenstaak Marc! Dankjewel voor de goede aanvulling/correctie.

      Je hebt ongetwijfeld gelijk dat Chomsky zoiets nooit beweerd heeft over Labov/sociolinguistiek, en inderdaad zijn het meer twee totaal verschillende takken van sport dan dat ze echt tegen elkaar in gaan. Maar zou je niet kunnen zeggen dat het wel indirect volgt uit wat Chomsky zegt, wanneer hij zegt dat de ware taalwetenschap naar competence moet kijken, en hij als het studieobject van taalwetenschap dus de taal als mentaal orgaan ziet? In die optiek kan sociolinguïstiek toch nooit Ware Taalwetenschap zijn? Hooguit een Ware Sociale Wetenschap.

      Verwijderen
  8. Syntactica blijkbaar. Ook alleen maar omdat de lexicoloog (of -graaf) mist...

    BeantwoordenVerwijderen
  9. Goed dat jullie nog een versie twee op de plank hebben liggen. Als archetypes mis ik nog de grammaticaschrijver (Dixon, Heath), de taalkundig antropoloog (Malinowski, Silverstein), de cognitief taalkundige (Chafe, Langacker), de typoloog (Greenberg, Croft), de conversatie-analist (Schegloff, Thompson), de pragmatist (Sperber, Levinson), en de psycholinguist (Slobin, Levelt). Nog inspirerender vind ik de all-round excellente wetenschappers uit de tijd dat je nog helemaal niet in hokjes hoefde te denken: Sapir, Bloomfield, Jespersen, en Jakobson bijvoorbeeld.

    BeantwoordenVerwijderen
  10. Hoe noem je een linguïst die denkt de waarheid in pacht te hebben:


    - egoïst -

    BeantwoordenVerwijderen