woensdag 11 februari 2015

Het langverwachte taalmuseum

Je hebt in Nederland voor vanalles een museum. Voor Pier Pander, voor Elvis Presley,  voor tegels en voor tabaksteelt. Waar echter nog geen Nederlands museum voor was, was taal. Waar verschillende buitenlanden (waaronder de VS) zich mogen verheugen in taalmusea, hebben wij er geen! Maar dit jaar komt daar hopelijk verandering in: Leiden gaat en taalmuseum brengen. Maar dat gaat niet zonder slag of stoot. Want hoe stop je taal in een museum?

Op een bepaalde manier snap je ook wel dat er nog geen taalmuseum was. Want wat zou je daar allemaal willen laten zien? Het Bureau van Voskuil? Allerlei geinige dialectkaarten? Taal bestaat niet per se uit objecten: het is vooral geluid, gebaar en beleving. Een interessante uitdaging, die ook aan aan het idee van een museum morrelt. De meeste musea werken namelijk nog steeds met objecten. Zelfs een vooruitstrevend museum als het MONA in Tasmanië (onwijze aanrader, stukje vliegen maar dan heb je ook wat) is object-based.

Maar er zijn andere musea, zoals NEMO in Amsterdam. Daar leren kinderen (en volwassenen) spelenderwijs hoe wetenschap werkt. Het enige jammere is dat het maar een gedeelte van de wetenschap laat zien: geesteswetenschappelijke proefjes zijn er niet bij - "alles in NEMO is wetenschap, maar niet alle wetenschap is in NEMO". Dat ís natuurlijk ook moeilijk, maar dat is nou dus juist de uitdaging. Gelukkig werd afgelopen DRONGO Festival bekend dat Tom Roeper en Bart Hollebrandse proefjes mogen gaan doen in NEMO. Leve de taalkunde!

Okee, taal in een museum dus - hoe kan het Taalmuseum met dat probleem omgaan? Ten eerste zijn er die proefjes, waar bovengenoemden in NEMO mee aan de slag gaan. Ik weet niet wat ze gaan doen, maar misschien wel een paar psycholinguistische experimentjes, waarvan je een hoop kunt leren over taal en de menselijke geest/hersenen. Bijvoorbeeld de Stroop-test (lees dit eens). Dit gaat ongetwijfeld iets leuks opleveren in NEMO, maar je vult er nog geen heel museum mee.

Een ideetje voor een taalmuseum is om het museale naar de openbare ruimte brengen, door bijvoorbeeld installaties in het gemeentehuis of zelfs buiten neer te zetten. Dat kan dan mooi gekoppeld worden aan de al bestaande gedichten die overal op de Leidse muren staan. Stukje informatie erbij, of een kunstwerk op basis van zo'n gedicht. Of een video-installatie van een gebarentaalgedicht, hoe tof zou dat zijn!

Wat volgens mij ook leuk zou zijn, is om wat aandacht te schenken aan taalgeschiedenis. Bijvoorbeeld door een concreet woord of een constructie te volgen door d'eeuwen heen, en dan de bronnen 'live' te tonen. Hypothetisch voorbeeldje: meervoud. Begin bij de oudste bron van wat we het Nederlands noemen: hebban olla vogala. Was -a de meervoudsvorm? Wanneer veranderde dat? En hoe en waarom? Daar valt volgens mij best wat leuk beeldmateriaal bij te vinden. Of laat de verspreiding van de verschillende g's in Nederland zien, hartstikke hip topic!

Wat ook niet kan ontbreken in een hipstertaalmuseum is een stukje interactiviteit naar het publiek toe. Naast inspraak en debat betreffende de samenstelling van het museum zelf, stel ik voor dat er ook een vaste spellingsontwerpkamer is, waar bezoekers hun eigen spellingsregels mogen ontwerpen. En voor wat luttele eurootjes (jaja, Milfje heeft een commerciële geest) kun je dan je hoogstpersoonlijke groene boekje laten afdrukken - leuk als aandenken en als cadeau/kado.

En zo zijn er nog allerlei andere manieren waarop het taalmuseum de stad Leiden gaat overnemen. Wat vinden jullie? Hoe zouden jullie het aanpakken, taal en musea? Wat zouden jullie willen zien?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten