maandag 15 mei 2017

Waarom het Nederlands écht niet wordt bedreigd (waarschijnlijk)


Het kan je bijna niet zijn ontgaan: het Nederlands wordt niet bedreigd. Tenminste, als we de berichten in de kranten van vorige week mogen geloven. Van het hoofdredactioneel commentaar in NRC tot nu.nl, en van de Metro tot de Volkskrant: iedereen is het erover eens dat het allemaal wel meevalt. De berichtgeving is gebaseerd op dit gloednieuwe rapport van de Taalunie, waarvoor ik een groot deel van het onderzoek deed (met anderen, zie voetnoot). Het is geweldig dat er zoveel aandacht is voor dit onderzoek, waarvan ik denk dat veel mensen het goed tot zich kunnen laten doordringen. En toch is niet alles koek & zopie. Er wordt namelijk toch nog veel aandacht gegeven aan Engelse leenwoorden. Maar daar gaat het onderzoek nou precies niet over. 


Wat staat er dan in die kranten?

De NRC begint al, door hun stuk te openen met "Het dagelijkse Nederlands wemelt van de Engelse woorden, termen en uitdrukkingen." Ook in het commentaar gaat het over leenwoorden. Op nu.nl gaat het over de vernederlandsing van leenwoorden, net als in Trouw. Metro geeft zelfs een lijstje met woorden die zij vaak horen in de Nederlandse spreektaal. Ik begrijp wel dat die leenwoorden voor mensen herkenbaar zijn, maar toch geeft het een vertekend beeld van het echte onderzoek.

Want woordkeuze, en in het bijzonder Engelse leenwoorden in het Nederlands, daar hebben we nou juist specifiek geen onderzoek naar gedaan. Dat staat ook heel expliciet in het onderzoeksrapport, op pagina 11. Het gebruik van leenwoorden is niet indicatief voor de vitaliteit van een taal. Het gebruik van Engelse leenwoorden, wat je daar verder ook van vindt, is dus simpelweg niet zo belangrijk voor het bepalen van de staat van het Nederlands. Trouw zegt dat wij onderzoekers dat vaststellen, maar dat is niet zo hoor, we nemen dat graag over.

Wat is er dan wél belangrijk?

Dat is de grote vraag, maar eentje die makkelijk te beantwoorden is. Wie de vitaliteit van een taal wil bepalen, kan daarvoor gebruikmaken van allerlei criteria, bijvoorbeeld de 9 criteria van UNESCO. Een heel belangrijk criterium is 'domeinen van gebruik', oftewel: de taalkeuze van sprekers in verschillende situaties. Stel dat ik manager ben en mijn taalgebruik rijkelijk doorwasem van Engelse leenwoorden. Dan nog is de taal die ik spreek (met mijn man, in de kroeg, tegen een politieagent, met mijn collega's) Nederlands. De motor, het kader, de structuur, die is in verreweg de meeste situaties Nederlands. Dát is belangrijk: welke taal mensen spreken in verschillende domeinen. En dat is dan ook precies waar we onderzoek naar hebben gedaan.

Toen we begonnen met het onderzoek kwamen we erachter dat er eigenlijk vrij weinig structureel onderzoek werd gedaan naar taalkeuze in verschillende domeinen. Er kwam wel eens een incidenteel rapport uit over Nederlandstalige muziek op de radio, en over Nederlands in het onderwijs, maar dat betrof altijd momentopnames. Wij willen ontwikkelingen in kaart brengen, en daarvoor heb je herhaalde data nodig. Zoals die van het CPNB, over originele vs vertaalde literatuur. Het CBS wil helaas geen structureel onderzoek doen naar taalkeuze. Dus moesten wij het doen. Met beperkte middelen zetten we een enquete op, die veel werd ingevuld. Liefst zouden we nog jaren doorgaan, met veel meer mensen, maar dit is wat we nu hebben en weten. Het is al aardig wat dunkt me.

Is het Nederlands dan nu veilig?

Om een goed antwoord te kunnen geven moet je data verzamelen over een langere periode. Het zou tenslotte kunnen dat er in de komende jaren steeds minder Nederlandstalige domeinen zijn, en meer en meer Engelse. Dat is precies de insteek van StaatNed: iedere twee jaar zal een deel van het onderzoek worden herhaald. Zo kunnen we ontwikkelingen bestuderen. Maar nu zien we alleen een punt in de tijd. We hebben geen historische data, en we kunnen dus geen uitspraken doen over de ontwikkeling. Stellingen dat er 'meer Engels nieuws wordt gelezen dan vroeger' kunnen dan ook niet worden onderbouwd. Misschien was het 10 jaar geleden allemaal wel vele malen beter gesteld met het Nederlands, en zijn we nu op het hellende vlak, glijdend naar de onvoorkoombare teloorgang. 

Dat gezegd hebbende, durf ik het echter toch aan te zeggen dat het Nederlands gezond is. Ik durf dat vanwege de cijfers. Los van de eventuele ontwikkeling waren er inderdaad nog nooit zoveel sprekers van het Nederlands. Dat lijkt nietszeggend (er waren ook nog nooit zoveel sprekers van het Chinees of Engels), maar dat het Nederlands groeit is zeker geen vanzelfsprekendheid in een tijd waarin kleine talen onder druk staan en bij bosjes uitsterven (als je kenners mag geloven). Bovendien heeft het Nederlands 24 miljoen sprekers: zo'n taal sterft niet zomaar uit. Nederlands is de taal van de regering, van het nieuws, van het grootste deel van ons onderwijs. En het allerbelangrijkst van alles: ouders geven het Nederlands door aan hun kinderen.

Maar... wat hebben we dan aan dit onderzoek?

Alles wat in die vorige alinea staat had ik je ook kunnen vertellen zonder uitgebreid onderzoek. Is dat onderzoek dan overbodig? Nee, zeker niet. Intuities zijn leuk, maar, zoals ik al weleens eerder heb gezegd, ze moeten vertrekpunt zijn voor wetenschappelijke bevestiging, niet een eindpunt. Veel mensen zijn bang dat het Nederlands wordt bedreigd, maar daar hoeven we dus in ieder geval nu niet bang voor te zijn. Het is belangrijk dat het bredere publiek welke dingen wel en niet bedreigend zijn voor een taal. Het is belangrijk dat mensen hoe het Nederlands ervoor staat in verhouding tot andere talen. Het is belangrijk dat mensen weten in wat voor omstandigheden talen echt uitsterven. Over al die punten gaat ons onderzoek.

Waar ons onderzoek ook (in mijn optiek) echt vernieuwend is, is dat we verder kijken dan alleen UNESCO-criteria. We bekijken (binnen de beperkingen van ons project) bepaalde gebieden nauwkeurig. Welke taal spreek je met welk familielid? Welk taal gebruik je in welke communicatie op je werk? Een dergelijk fijnmazig onderzoek is op deze schaal zeldzaam, zo niet ongehoord. Het geeft een klein kijkje in hoe ons samenleving werkt qua taal. Bovendien kan het vroege indicaties geven van een mogelijke verzwakking van het Nederlands in bepaalde velden. Er is absoluut ruimte voor uitbreiding, maar ik vind het een goed en geruststellend uitgangspunt. Op naar de volgende meting!

1 samen met collega's Fieke van der Gucht, Kathy Rys, Frans Hinskens, Johan de Caluwe, Wilbert Heeringa en Maarten van der Peet

3 opmerkingen:

  1. toch opmerkelijk hoe slecht journalisten lezen en een vooroordeel in hun artikelen stoppen

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Maarten Jansonius17 mei 2017 om 18:15

    Als je het hebt over domeinen van gebruik, en ontwikkeling in de tijd, dan kunnen we toch alvast constateren dat het Nederlands aan universiteiten de laatste pakweg 15 jaar sterk aan terrein verloren heeft. Dit gaat niet alleen over wetenschappelijke publicaties, of over studieboeken en lesmateriaal, maar vooral over volledige lesprogramma's waar ook de gesproken voertaal Engels is.
    Dit is wel echt een domein van gebruik dat is opgegeven, waardoor de afgestudeerden ook niet goed meer oefenen om in het Nederlands te spreken, denken en schrijven over hun vakgebied.
    Daarnaast zou een vergelijking met andere talen interessant zijn: Deens, Tsjechisch - hoe staan die ervoor op zo'n domein als universitaire opleidingen?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dank voor je reactie Maarten, dat was volgens mij alweer even geleden! Het hoger onderwijs is een domein waar we helaas niet uitgebreid naar hebben kunnen kijken, vanwege gebrek aan tijd en stelselmatig verzamelde cijfers. Wel zijn er af en toe inventarisaties geweest, en zijn er met even zoeken verschillende rapporten te vinden (bv. Wächter en Maiworm 2008; de European Language Monitors, Leest en Wierda-Boer 2011), waarin ook vergelijkingen worden gemaakt met andere landen.
      Een van de problemen die ik met sommige van deze rapportages is, is dat ze vaak zijn opgesteld op basis van beschrijvingen in studiegidsen. Die komen niet altijd overeen met de werkelijkheid. Ik ken gevallen waarbij de voertaal wel degelijk Nederlands was, ook al was een beschrijving in het Engels. De literatuur is dan weer wel vaak (in mijn ervaring) in het Engels, maar specifiek dat aspect is (voor zover ik weet) nauwelijks in kaart gebracht.
      Maar dat 'mijn ervaring' is wel mijn probleem hierbij. Het onderzoek dat er is, is m.i. niet diepgaand genoeg. Ook wij hadden daar geen tijd voor binnen dit domein. Een uitspraak als 'het Nederlands heeft aan terrein verloren', tsja, daar houd ik me toch verre van. Er zal zeker wel wat verschuiving zijn geweest, maar hoe groot die is, dat weet ik niet. Ik zeg altijd maar zo: "For my my faith lies fallowing/ I bow not till I see". :)

      Verwijderen