woensdag 23 mei 2018

Waarom kies je een woord uit een bepaalde taal?

Door Sterre Leufkens

Als ik érgens jaloers op ben (behalve op prins Harry, maar dat even terzijde) is het op kinderen die meertalig opgroeien. Wat lijkt me dat een feest: de hele dag talen leren, op een leeftijd waarop je nog met relatief gemak zomaar hup alles onthoudt en zelf kunt. Eten, spelen, poepen, en intussen polyglot worden - het paradijs! Groot was dan ook mijn vreugd' toen mij dit blog onder ogen kwam, waarin een ervaringsdeskundige beschrijft hoe het er in haar 4-talige gezin aan toegaat. Vooral het woordenlijstje, waarin ze beschrijft welke woorden bij hen thuis in welke taal gezegd worden, is prachtig. Je kunt er namelijk precies aan zien welke redenen mensen hebben om in een bepaalde context een specifieke taal te kiezen. Kijk maar. 


Even voor de volledigheid: dit gezin woont in Denemarken, alwaar men Deens spreekt, papa's eerste taal is Duits, die van mama Nederlands, en onderling spreken de ouders Engels.


Intiem = moedertaal

Je moedertaal, het woord zegt het al, hoort bij je vroege jeugd, bij opgroeien, bij je ouders, bij je vroegste herinneringen: van die dingen die diep in je geheugen zitten en sterk verbonden zijn met grote emoties. In een vreemde taal over de politiek van het fin de siècle praten, dat gaat nog, maar kinderliedjes en koosnaampjes voor je naaste familie - dat kan haast niet in een andere taal dan die o zo emotionele moedertaal. Daarom is het logisch dat:

- Het kind 'papa en mama' gebruikt en geen 'mor' of 'far'. Je ouders benoem je in je oudertaal. 
- Opa en oma zijn 'opa en oma' en geen ‘grandparents’ of ‘bedsteforældre’. Idem dito. Ik zou me wel kunnen voorstellen dat de ouders van papa wel Großeltern heten, soms. 


Land-specifiek instituut/fenomeen = landstaal

Landen hebben de typische neiging om zo hun eigen organisaties en verschijnselen te hebben, die in een ander land niet (precies in die vorm) bestaan. Dat maakt de namen van zulke fenomenen lastig te vertalen. Hoe zeg je bijvoorbeeld 'cito-toets' in het buitenlands? Of 'Raad van State'? Er bestaat wel iets soortgelijks in andere landen, maar het is net anders, dus als je het over dat specifieke instituut wilt hebben hou je gewoon de oorspronkelijke naam, in de taal van dat land. Zo ook in ons meertalig gezin:

- De 'gemeente' heet 'kommune' en geen 'municipality'.
- De crèche of gastouder heet 'dagpleje' en geen 'daycare' ofzo. Wennen op de 'dagpleje' heet 'indkørsel' (Deens voor inrijden).
'Ouderschapsverlof' heet geen 'parental leave' maar 'barsel’'


Cultuurspecifiek fenomeen = dominante taal van die cultuur

Deze lijkt op de vorige maar is net anders. Behalve landen hebben ook (sub)culturen zo hun eigen karakteristieke fenomenen, en hun eigen woorden daarvoor. Soms bestaat zo'n fenomeen ook elders wel (kaas heb je overal), maar is het toch zó karakteristiek voor een bepaalde cultuur (de Nederlandse), dat je het liefst gewoon altijd de bijbehorende taal gebruikt om het te benoemen. Dit zien we ook terug in het lijstje:

Kaas heet 'kaas' en niet 'ost' of 'cheese'. Maar 'roomkaas' heet wel 'flødeost', want niet zo typisch Nederlands.
De serre heet 'udestue' (buitenkamer) en geen 'winter garden' of 'serre'.


Gebruiksvoorwerp = taal van gebruikssituatie

Woorden zijn altijd bijzonder sterk aan hun gebruikssituatie gebonden. Het werkt eigenlijk net als bij namen: als je iemand die je van je sportclub kent in de supermarkt tegenkomt, kan het opeens lastig zijn om op haar/zijn naam te komen, al ken je die nog zo goed. Zo is het ook met woorden: die horen bij een context. Als je een woord steeds gebruikt in een situatie waarin Nederlands gesproken wordt (want mama is erbij), dan zul je het Nederlandse woord gebruiken. Gebruik je een ding altijd op de crèche, dan gebruik je het Deense woord ervoor. Zo dus:

- Pap heet 'pap' en geen 'grød' of 'brei' (ontbijten doe je in het Nederlands).
- Een speen heet geen 'pacifier', 'schnuller' of 'sut', maar 'speen'.
Een luier heet 'luier' en geen 'diaper'. (Ik vermoed dat mama vaker de luiers verschoont dan papa in dit huishouden.)
Een teddybeer heet geen 'teddybeer' maar een 'bamse'. (Deze is eigenlijk onverwacht, want iets huiselijks als een knuffel zou ik eerder in de thuistaal (NLs/Duits/Engels) verwachten. Maar misschien gaat de bamse vaak mee naar de dagpleje, of heeft het kind 'm van de Deense buurman gekregen?)


Taalkeuze, zo zie je maar weer, is totaal niet willekeurig of toevallig. Dus maak je geen zorgen dat een meertalig kind in voortdurende verwarring opgroeit, of last heeft van al die verschillende talen om zich heen. Er zit structuur in meertaligheid. Een kind leert niet alleen woorden, maar leert direct ook bij welke situatie die woorden horen. Waardoor het uiteindelijk in al die situaties prima uit de voeten kan. 

3 opmerkingen:

  1. 'Mais, tu as oublié ton turnzak?' Grote zus tegen kleine broer een vijftiental jaar geleden. Tweetalig gezin: Franstalig thuis, Nederlandstalig op school. En dat hoorde je dus aan dit soort zinnetjes :-)

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Bedoelde je echt mar en for, als hybride van mor en far? Een beetje zoals ik vroeger een tijd lang pama en mapa in zwang heb proberen te brengen?

    BeantwoordenVerwijderen