dinsdag 20 november 2018

Juridisch taalgebruik versimpelen: kunnen en willen we dat?


Vandaag wordt er in de Tweede Kamer een motie besproken van Kamerlid Maarten Groothuizen, zo lezen wij in de Volkskrant. Zijn voorstel is om de rechtspraak te versimpelen. Op het oog lijkt het een no-brainer: uitspraken in de rechtszaal hebben vaak een grote impact op mensen, het is idioot als die mensen niet zelf snappen wat er gebeurt. Dit begripsargument is belangrijk, en het uitgangspunt is in principe nobel. Maar er is ook vanuit andere perspectieven wel iets te zeggen over de taal van rechtspraak, en waarom deze motie misschien helemaal niet zo makkelijk te implementeren is.


Langer proces

Natuurlijk staat deze motie niet op zich: er is al decennialang een proces van informalisering aan de gang. De overheid is in ieder geval sinds de jaren 1970 al bezig met het vereenvoudigen van hun communicatie (daar heeft Jan Renkema het een en ander over te zeggen gehad). Recent kwam ik ook een richtlijn van de gemeente Amsterdam onder ogen, waar ook allerlei woorden een eenvoudiger alternatief kregen. Ook hier: goed bezig, belangrijk dat mensen snappen wat er aan de hand is als ze een brief van de gemeente krijgen.

Maar hierbij loop je toch al direct tegen een eerste probleem aan: échte synoniemen komen helemaal niet zo veel voor. Ik weet niet of 'a priori' echt hetzelfde betekent als 'voorafgaand', en 'paraferen' is niet hetzelfde als 'een handtekening zetten' (het boekje van de gemeente Amsterdam beweert van wel). Juist zulke nuances zijn voor de rechtspraak bijzonder belangrijk: een nuanceverschil kan leiden tot een interpretatieverschil, en dat kan invloed hebben op uitspraken. Dat neemt niet weg dat zeker bepaalde functiewoorden vervangen kunnen worden. 'Voorts' heeft geen inhoudelijke functie, je kan net zo goed 'verder' gebruiken. Idem voor 'aangezien', 'mede', 'mitsdien', 'per abuis', 'respons' en vele anderen. 

Niet zo makkelijk

Een ander bezwaar is dat het helemaal niet makkelijk is om complexe teksten te versimpelen. Dat zie je heel goed in de wetenschap, waar eenzelfde roep voor eenvoudiger taalgebruik klinkt. Maar het probleem is dat wetenschappers (en juristen) in heel veel van hun communicatieve input en output (artikelen lezen en schrijven, presenteren, met collega's praten) een bepaald jargon gebruiken. Ze zijn daar aan gewend, en denken daar ook in. Het 'parafraseren van complexe wetteksten in simpel Nederlands' is helemaal niet zo vanzelfsprekend.

Ik ken hier verschillende voorbeelden van. Ik volgde bijvoorbeeld een vak wetenschapsjournalistiek met collega-promovendi. De meesten daarvan realiseerden zich vaak niet dat bepaalde constructies voor leken onbegrijpelijk waren. Bovendien kwamen ze bij het schrijven van een krantenartikel heel moeilijk los van de vorm die ze het beste kennen, die van academisch artikel. Onlangs redigeerde ik ook een populair-wetenschappelijk boekje. Ook hier bleek dat er, zelfs als iemand zijn best doet, een vertaalslag over moet. Kost moeite en tijd, iemand moet dat wel doen. Judge Joyce bijvoorbeeld, een rechter die op Twitter veel over dit thema zegt. 

Daar komt nog een ander punt bovenop: mag je dit van iedereen verwachten? Ook deze vraag speelt in de wetenschap. Iedereen moet valoriseren bijvoorbeeld, maar dat is een vaardigheid die simpelweg niet iedereen bezit. Net als dat sommige mensen goed zijn in spreken, anderen in schrijven, zijn sommige mensen goed in versimpelen en andere niet. Ik denk niet dat het haalbaar is van iedere wetenschapper te verwachten dat zhij dit kan. Mag je dat wel van iedere rechter verwachten? 

Status

Er speelt nog meer bij dit soort taalgebruik. Er wordt onderzoek aangehaald waaruit blijkt dat het vertrouwen in de rechterlijke macht laag is, en dat duidelijke taal hieraan kan bijdragen. Maar hoe zit het met status? Gewenst of niet, een bepaalde formaliteit draagt bij aan de status van een bepaald taalregister. Ook dit lijkt me juist bij de rechtspraak van belang. Nemen mensen een uitspraak nog wel aan als die klinkt alsof de buurman het ook gezegd zou kunnen hebben? Of is er onderzoek dat laat zien dat begrijpelijkheid juist wel tot meer status leidt? 

Nu komt er een ongetwijfeld impopulaire mening, maar ik denk dat het wel een belangrijk punt is. Uit het onderzoek dat in de VK wordt aangehaald blijkt dat het vertrouwen in de rechtspraak bij lageropgeleiden minder is dan bij hogeropgeleiden. Het juridisch taalgebruik meer afstemmen op het taalgebruik van lageropgeleiden kan voor hen gunstig zijn, maar hoe zit het dan met de hogeropgeleiden? Ik kan me voorstellen dat voor die groep juist dat formele register vertrouwenswekkend werkt. Zo kom je in een duivels dilemma, waarbij je voor een van de groepen moet 'kiezen'. Ik weet hier niet zo snel een oplossing voor, en ik wil zeker niet dat rechtspraak alleen voor de elite toegankelijk of vertrouwenwekkend is. Maar het is wel een punt om misschien over na te denken.

Toch doen (deels)

Kortom: vanuit het begripsargument vind ik het te begrijpen, en er zijn heel veel ouderwetse woorden die met relatief weinig moeite goed vervangen kunnen worden. Maar er speelt meer, en ik denk dat het belangrijk is om daar over na te denken. Dan gaat het vooral over de vaardigheid om simpel te spreken en schrijven. De Raad voor de Rechtsbescherming zegt wel dat hier aandacht aan wordt besteed, maar nogmaals, het komt dan bovenop alle andere vaardigheden die juristen moeten hebben. 

Mijn oplossing (dat geldt ook voor de wetenschap): begin met het opleiden van een specifieke groep 'vertalers', die taalkundige en juridische kennis combineren, en die een rechter van advies kunnen voorzien bij het schrijven van een begrijpelijk vonnis. Dit zorgt voor relatief weinig extra werkdruk, en voor de beste inhoudelijke kennis. Maar ja, het kost natuurlijk wel weer geld, en aangezien er al bezuinigd wordt op de sociale advocatuur, valt er dus weinig te verwachten. Helaas hebben we ook keer op keer gezien dat het verlagen van werkdruk voor het kabinet nauwelijks prioriteit heeft. Ze zullen dus wel weer kiezen voor hun portemonnee, en niet voor de mensen in de rechtspraak. Ik denk dat hierdoor dit voorstel, dat een goed uitgangspunt heeft, heel moeilijk in te voeren wordt. 

1 opmerking:

  1. Ik weet niet zeker of de uitspraak van Pascal is, maar voor al dit schrijfwerk geldt: "sorry voor mijn lange brief, ik had geen tijd om hem korter te maken". Schrijven is schrappen. Er is 'n prachtig boek over journalistiek gesproken, Helder denken, helder schrijven, helder spreken, dat is in staat 'n beschouwing van professor Buitendijk helemaal terug te brengen tot eenvoudig taalgebruik. Maar het is 'n inspanning, je moet er tijd in steken. 't Knapt er in veel opzichten van op.

    BeantwoordenVerwijderen