vrijdag 1 februari 2013

Wat & Hoe: gebarentaal



Keken jullie vroeger ook naar De Lama’s, toen het nog hip was? Je had daar een spelonderdeel, ‘De doventolk’, waarbij iemand geïnterviewd werd over een hobby (bijvoorbeeld watervlowiebelen), en dan moest een Lama ondertussen ‘uitbeelden’ wat er gezegd werd. Vaak heel grappig! Maar het heeft echt niks met een echte gebarentolk te maken… 


Er heersen allerlei misverstanden over gebarentalen.  Mensen denken bijvoorbeeld vaak dat er maar 1 gebarentaal bestaat en zijn verbaasd als ze horen dat de meeste landen of gebieden een eigen gebarentaal hebben, vaak met dialecten. Zo is er in Nederland de Nederlandse Gebarentaal (NGT), in Duitsland ‘spreken’ doven Deutsche Gebärdensprache (DGS), je hebt American Sign Language (ASL), enzovoorts.
‘Onhandig!’ zeggen mensen dan wel eens – je kunt toch beter 1 gebarentaal hebben? Ja, dat zou fijn zijn, maar zo werkt het niet. Gebarentalen (zijn) ontstaan zoals alle talen: er zijn mensen, die willen communiceren, en die vinden daar een ‘code’ voor, die uiteindelijk een echte taal wordt. Veel gebarentalen zijn ontstaan op dovenscholen, waar doven bij elkaar komen en een gemeenschap vormen. Zelfs als ze op zo’n school gesproken taal en liplezen onderwijzen (vaak denkt men ten onrechte dat dat beter is), ontwikkelen doven onder elkaar hun eigen manier van communicatie: gebarentaal. In 1977 werd bijvoorbeeld in Nicaragua een dovenschool opgericht, en daar is binnen een decennium een nieuwe taal ontstaan. Vet cool voor taalwetenschappers – je krijgt verder nooit de kans om van zo dichtbij te zien hoe dat gebeurt!

Zo’n gebarentaal heeft echt dezelfde  eigenschappen als gesproken taal – het zijn volstrekt normale en volwaardige talen. Gebarentalen en gesproken talen worden bijvoorbeeld op dezelfde manier geleerd: een kind leert een gebarentaal schijnbaar moeiteloos, zonder uitleg van de regels; het pikt het op door het te zien, zoals horende baby’s door taal te horen. Gebarentaal heeft dezelfde opbouw: kleinere bouwstenen worden volgens bepaalde regels opgebouwd tot grotere eenheden. De handvormen, bewegingen e.d. van gebaren zijn het equivalent van de klanken die in gesproken taal samen zinnen vormen. Dat gebeurt volgens regels: zoals je in het Nederlands niet zomaar klanken of woorden achter elkaar kunt zetten, kun je in NGT niet allerlei gebaren zelf bedenken en in een willekeurige volgorde gebruiken.  

Nog een overeenkomst: ook in gebarentalen is de relatie tussen vorm (gebaar) en betekenis min of meer willekeurig! De gebarentolk van de Lama’s beeldt de betekenissen echt uit, z/hij doet bijvoorbeeld een wiebelende watervlo na. In gebarentaal vind je wel woorden die (een gedeelte van) een begrip ‘uitbeelden’, maar dan alleen met de handen/armen, niet met het hele lichaam. Ook kun je niet gewoon het ding nadoen zoals het je uitkomt – net als onomatopeeën in gesproken taal, zijn gebaren wel degelijk geconventionaliseerd. En voor de meerderheid van de gebaren geldt dat je, net als in gesproken taal, niet aan het gebaar kunt zien wat het betekent.

In dit online woordenboek NGT kun je een aantal gebaren leren. Dat is de moeite waard: met een half miljoen doven tot ernstig slechthorenden in Nederland is het handig als je op z’n minst ‘hallo’ en ‘dankjewel’ kunt zeggen. Of check dit filmpje voor wat nieuwe woorden en taalgrapjes! 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten