Keken jullie
vroeger ook naar De Lama’s, toen het nog hip was? Je had daar een
spelonderdeel, ‘De
doventolk’, waarbij iemand geïnterviewd werd over een hobby (bijvoorbeeld
watervlowiebelen), en dan moest een Lama ondertussen ‘uitbeelden’ wat er gezegd
werd. Vaak heel grappig! Maar het heeft echt niks met een echte gebarentolk te maken…
Er heersen
allerlei misverstanden over gebarentalen.
Mensen denken bijvoorbeeld vaak dat er maar 1 gebarentaal bestaat en
zijn verbaasd als ze horen dat de meeste landen of gebieden een eigen
gebarentaal hebben, vaak met dialecten. Zo is er in Nederland de Nederlandse
Gebarentaal (NGT), in Duitsland ‘spreken’ doven Deutsche Gebärdensprache (DGS),
je hebt American Sign Language (ASL), enzovoorts.
‘Onhandig!’
zeggen mensen dan wel eens – je kunt toch beter 1 gebarentaal hebben? Ja, dat
zou fijn zijn, maar zo werkt het niet. Gebarentalen (zijn) ontstaan zoals alle
talen: er zijn mensen, die willen communiceren, en die vinden daar een ‘code’
voor, die uiteindelijk een echte taal wordt. Veel gebarentalen zijn ontstaan op
dovenscholen, waar doven bij elkaar komen en een gemeenschap vormen. Zelfs als
ze op zo’n school gesproken taal en liplezen onderwijzen (vaak denkt men ten
onrechte dat dat beter is), ontwikkelen doven onder elkaar hun eigen manier van
communicatie: gebarentaal. In 1977 werd bijvoorbeeld in Nicaragua een
dovenschool opgericht, en daar is binnen een decennium een nieuwe taal
ontstaan. Vet cool voor taalwetenschappers – je krijgt verder nooit de kans om
van zo dichtbij te zien hoe dat gebeurt!
Zo’n gebarentaal
heeft echt dezelfde eigenschappen als
gesproken taal – het zijn volstrekt normale en volwaardige talen. Gebarentalen
en gesproken talen worden bijvoorbeeld op dezelfde manier geleerd: een kind
leert een gebarentaal schijnbaar moeiteloos, zonder uitleg van de regels; het
pikt het op door het te zien, zoals horende baby’s door taal te horen. Gebarentaal
heeft dezelfde opbouw: kleinere bouwstenen worden volgens bepaalde regels
opgebouwd tot grotere eenheden. De handvormen, bewegingen e.d. van gebaren zijn
het equivalent van de klanken die in gesproken taal samen zinnen vormen. Dat
gebeurt volgens regels: zoals je in het Nederlands niet zomaar klanken of
woorden achter elkaar kunt zetten, kun je in NGT niet allerlei gebaren zelf
bedenken en in een willekeurige volgorde gebruiken.
Nog een
overeenkomst: ook in gebarentalen is de relatie tussen vorm (gebaar) en
betekenis min of meer willekeurig!
De gebarentolk van de Lama’s beeldt de betekenissen echt uit, z/hij doet
bijvoorbeeld een wiebelende watervlo na. In gebarentaal vind je wel woorden die
(een gedeelte van) een begrip ‘uitbeelden’, maar dan alleen met de
handen/armen, niet met het hele lichaam. Ook kun je niet gewoon het ding nadoen
zoals het je uitkomt – net als onomatopeeën in gesproken taal, zijn gebaren wel
degelijk geconventionaliseerd. En voor de meerderheid van de gebaren geldt dat
je, net als in gesproken taal, niet aan het gebaar kunt zien wat het betekent.
In dit online
woordenboek NGT kun je een aantal gebaren leren. Dat is de moeite waard:
met een half
miljoen doven tot ernstig slechthorenden in Nederland is het handig als je
op z’n minst ‘hallo’ en ‘dankjewel’ kunt zeggen. Of check dit filmpje voor wat nieuwe woorden en taalgrapjes!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten