woensdag 4 december 2013

Ik heb nooit geen zin: wat is dubbele negatie eigenlijk?

Taal wordt wel eens met wiskunde vergeleken. Taal lijkt namelijk een logisch systeem te zijn. Denk bijvoorbeeld aan negatie: zoals je van getallen kunt zeggen dat ze positief of negatief zijn, kunnen zinnen ook positief zijn (dat noem je dan affirmatief) of negatief. Bij wiskunde hebben we allemaal geleerd: - x - = +. Dat zou dan voor taal ook op moeten gaan. Toch? Neen. In sommige gevallen betekent een dubbele negatie een opheffing van die negatie, maar dat is niet altijd zo.


Typologisch

Er zijn een heleboel talen waarin negatie op meerdere plekken in de zin wordt uitgedrukt. Nu denken jullie waarschijnlijk allemaal aan het Frans, waar je ‘ne ... pas’ gebruikt, oftewel twee woordjes. Stiekem is het Frans alweer veranderd: Fransen gebruiken nauwelijks nog ‘ne’, ze ontkennen door middel van ‘pas’. Dat past precies in het patroon dat een taalkundige genaamd Jespersen ontdekte: Jespersen’s cycle. Volgens die cycle gaan talen steeds door deze stadia:
  • Een ‘negator’ voor het werkwoord (vroeger in het Frans: ‘ne’)
  • Die enkele negator wordt te zwak, dus je krijgt er een tweede bij na het werkwoord (‘ne ... pas’)
  • De eerste negator sterft helemaal uit en je houdt het tweede stuk over (‘pas’)
Dit is ook in het Nederlands gebeurd: vroeger hadden we de negator ‘en’, dat werd toen ‘en ... niet’, en nu is het ‘niet’. In die tweede fase zie je dus dat de twee negatiewoorden elkaar niet opheffen! Min maal min blijft min!

Litotes

In het Nederlands van nu zie je dat een dubbele negatie soms wél zichzelf op kan heffen: je beweert iets door het tegendeel te ontkennen. Dat heet als stijlfiguur ook wel een litotes.
  1. Ik ben niet géén schuinsmarcheerder.
  2. Ik ben een schuismarcheerder
Interessant is altijd in dit soort gevallen waarom je dan niet gewoon zegt wat je wel bent. Dat heeft met argumentatieve kracht te maken: een dergelijke dubbele negatie betekent misschien logisch gezien hetzelfde, maar het wordt niet precies hetzelfde opgevat. De dubbele negatie zorgt er namelijk voor dat wat je zegt minder krachtig overkomt dan ronduit zeggen waar het op staat.

Het wordt nog leuker. Je kunt litotes alleen gebruiken voor een positief woord (zoals leuk). Je krijgt dan een zin zoals (3):
  1. Ik vond het niet niet leuk
Je hebt in principe natuurlijk een verdeling: iets is of wél leuk, of niet. Als je zegt: “ik vond het een beetje leuk”, dan vond je het nog steeds leuk, alleen minder. Wanneer je zegt dat je het “niet zo heel erg leuk vond”, dan vond je het nog steeds niet leuk, alleen niet zo heel erg. Daar heeft litotes mee te maken. Je markeert eigenlijk een soort ultiem neutraal punt, waarbij je niet zeker weet of je het leuk vond of niet. De implicatie is dan (4):

   4. Ik vond het niet niet leuk, maar ik vond het ook niet leuk

Spraakfuncties

Een derde vorm van dubbele negatie krijg je in verreweg de meeste talen wanneer woorden als ‘iets’ en ‘iemand’ worden ontkend. Het is in die talen, in ieder geval in sommige woordvolgordes, verplicht om dan zowel de gewone negatie te gebruiken, als een woord als ‘niemand’ te gebruiken. Kijk maar:

Italiaans: Gianni non ha telefonato a nessuno. ‘Gianni heeft niemand gebeld.’
Tsjechisch: Milan nikomu nevolá. ‘Milan belt niemand.’
Afrikaans: Niemand het niks teen Hans gesê nie. ‘Niemand heeft iets tegen Hans gezegd.’

(De voorbeelden komen uit diverse artikelen van Hedde Zeijlstra, een professor die veel onderzoek doet naar ‘negative concord’, want zo heet dit.)

Dit is precies wat ook gebeurt in (Ain't got no) Satisfaction van de Rolling Stones. Veel mensen vinden dit maar niks. “Kan niet!” zeggen ze, “min maal min is plus!”. Maar zo werkt het niet – taal is in dit geval geen wiskunde. We hebben hier te maken met extra markering, een soort nadruk die we veel tegenkomen. Vergelijk de volgende zinnen:
  1. Het was echt heel lekker weer.
  2. De jongen speelde met een klein autootje
  3. Hij zou echt nooit geen soldaat willen worden
In al deze voorbeelden is sprake van overdrijving: er worden meerdere termen gepresenteerd die hetzelfde uitdrukken (echt+heel, klein+tje, nooit+geen). Het lijkt alsof nooit+geen anders is, omdat er wiskundig gezien sprake zou kunnen zijn van opheffing, maar als je dat denkt ga je voorbij aan de reden waarom het wordt gebruikt: ter overdrijving.

In een heel leuk artikel van Kiparsky en Condoravdi kun je lezen dat juist dat principe van overdrijving de aanjager is van Jespersen’s cycle. Hoe zit dat dan? Nou, een taal heeft eerst een gewone negatie. Bijvoorbeeld: ‘niet’. Als een spreekster dan wil uitdrukken dat iets echt letterlijk heel erg mega niet het geval is, dan zal ze een extra woord gebruiken. In alle talen worden hiervoor dezelfde soorten woorden gekozen: minimizers (een kleine hoeveelheid van iets, bijv. een sikkepit, een mallemoer, etc.) of generalizers (de totale omvang van iets, bijv. helemaal niks, niemand op de hele wereld, etc.). Dan krijg je een emphatic negation, een benadrukte negatie. Maar dat versterkende woord ondergaat deflatie: hoe vaker je het gebruikt, hoe zwakker de betekenis wordt. Op enig moment heb je dus een negatie bestaande uit twee woorden, die weer even neutraal is als voorheen. Dan heb je weer een nieuw woord nodig om de negatie te versterken. Dat verzwakt weer, en dan... etc. ad infinitum.

Misschien kunnen we, als we termen als deflatie nodig hebben, taal wel beter met economie dan met wiskunde vergelijken...

10 opmerkingen:

  1. Eigenlijk is dat hele wiskundige bezwaar op meerdere niveaus onzin. Niet alleen is taal geen wiskunde, maar bovendien, wie zegt dat er sprake is van vermenigvuldigen? Waarom niet van optellen? Min plus min blijft gewoon lekker min. Of van machtsverheffen? Blijft ook min.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Jep! Helemaal gelijk! Waar denk je dat het vandaan komt? Ik heb in mn achterhoofd dat de Engelse grammaticaschrijvers uit de 17e eeuw (Johnson etc.) ermee te maken hebben. Of is het algemener?
      En vooral is natuurlijk de vraag: hoe krijgen we deze notie eruit?

      Verwijderen
    2. Zie hierover trouwens ook Marc van Oostendorp's 'Heb je nou je zin?', blz. 82. Hij betoogt dat wiskunde in ieder geval twee dingen ontbeert die taal wel heeft: fonologie en pragmatiek.

      Verwijderen
    3. Nee, geen idee. Bij Chaucer was de dubbele ontkenning nog normaal. Maar da's natuurlijk nogal een poos geleden.
      Ja, Marc zegt (ook) daar schrandere dingen over; eerder ook al op Neder-L, als ik me goed herinner.

      Verwijderen
    4. Ja hoor, geef de codifiers maar weer de schuld ;) Die schreven idd wel op dat een dubbele ontkenning niet mocht, maar in de taal was het al eerder op zijn retour (het idee is dat de grammatici zowel beinvloed werden hierin door de latin grammars en de logica, als door wat er gesproken werd om ze heen / in de bovenklasse), en is het desondanks overeind gebleven in de spreektaal. Nevala en Raumolin Brunberg hebben er een aardig hoofdstukje over geschreven in t boek historical sociolinguistics.

      Verwijderen
    5. hm, en ik maak zojuist een tante betje zin zie ik :P

      Verwijderen
    6. Ik ben gek op tante Betje ;). Ik denk inderdaad dat je die grammatici niet helemaal de schuld kan geven; veel mensen hebben het idee dat taal 'logisch' moet zijn, zonder dat ze ooit iets van grammaticaschrijvers hebben gehoord. Men vindt de dubbele negatie onlogisch en ongewenst, ook zonder er op school iets over te horen. Op mijn basisschool deed de volgende 'mop' de ronde:

      A: 'Zou jij voor 100 gulden met [vul naam vervelend persoon X in] naar bed gaan?
      B: 'Neeee!'
      A: 'Voor 1000000 gulden?'
      B: 'Neeee echt niet!'
      A: Voor hoeveel dan?
      B: 'Voor niks!'

      Waarmee B in feite bevestigde gratis met X naar bed te zullen gaan. Zo wordt je als kind dus met harde hand de logica achter versterking en negaties geleerd ;).

      Nog een anekdote: toen ik ooit in Friesland een onderzoekje deed naar het voorkomen van dubbele negatie aldaar, vroeg ik aan mensen in Anjum of ze dingen als 'Ik heb niks geen mensen gezien' zeiden. Het antwoord was: 'Neeeee dat doen wij niet, dat is fout, dat doen ze in Kollum!'

      Verwijderen
    7. Ik vind dat nooit geen niet alleen als dubbele ontkenning kan worden gezien zoals veel taal kenners(taal nazis) beweren. Wat ze vergeten is dat "nooit" ook een tijdselement in zich bergt wat geen niet heeft. Daarom is er een groot verschil tussen "Ik heb geen geld." of "Ik heb nooit geen geld." bv Zoals je ziet is het verbieden van nooit geen dus gewoon dom.

      Verwijderen
  2. Volgens mij is de vermenigvuldiging hier niet helemaal mee te vergelijken. Er staan geen wiskundige symbolen in de vergelijking. Daarvoor is logica nodig. Er is een negatie. Een dubbele negatie heft zichzelf per definitie weer op, omdat een enkele negatie de waarheidswaarde omkeert.
    Op dezelfde manier zou je kunnen zeggen dat een negatie vergelijkbaar is met een min-teken omdat een min-teken de 'positiviteit' van een getal omkeert. Omdat twee min-tekens elkaar ook opheffen mits ze vermenigvuldigd worden, zou je verwachten dat er impliciet wel een vermenigvuldiging tussen twee ontkenningen staat, wat dus niet in alle gevallen waar blijkt. Dus er mist ergens iets, maar ik weet van logica, wiskunde en taalkunde net iets te weinig af om dat aan te kunnen wijzen.
    Interessant!

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. "Een dubbele negatie heft zichzelf per definitie weer op, omdat een enkele negatie de waarheidswaarde omkeert."
      Dat is inderdaad zo wat betreft logica, maar zoals we in dit stukje proberen te laten zien, werkt veel taal op een andere manier. Je kunt het gewoon niet met elkaar vergelijken denken wij!

      Verwijderen