Hier het langverwachte tweede (en voorlopig laatste hoofdstuk) van ons derde verhaal Manege á Trois. Smullen maar!
Flaaf, gezegend met een torso waar zelfs de meest aseksuele aseksueel “U!” tegen zou zeggen, had tussen zijn benen niets meer dan een ielig garnaaltje hangen, in opgerichte toestand nog niet méér metend dan een luttele 3 inch.
“Tsja, het gaat om wat je ermee doet, denk je niet?” stamelde Flaaf
kleurend.
“Ik zou het niet weten, broeder,” verzuchtte Jeanne maagdelijk.
“Zo is het maar net,” verzachtte Bep de situatie, “voor mij ben je een
kanjer!”.
Opgemonterd begon Flaaf met de ene hand tussen Beps dijen, met de andere
hand over Jeannes haar te strelen. De laatste voelde zich wat ongemakkelijk bij
deze incestueuze aanraking, maar vergat dit gevoel volkomen bij de aanblik van
de nu naarstig geëxalteerde Bep. Hoe meer Flaafs hand zich in de richting van
Beps grotje begaf, hoe luider Bep “Oeioeioeioei!!!!” kermde. Jeanne voelde zich
aangemoedigd en begon het gebied tussen de navel en de beginnende beharing, van
boven naar beneden aan te halen, onderwijl zichzelf niet vergetend.
Flaaf, ondanks een lichte
irritatie van zijn linkerbil door uitstekende hooisprietjes inmiddels in staat
van opperste paraatheid, schoof Beps tuinbroek en bebloemd broekje nu
definitief naar beneden, bracht zichzelf in de juiste positie (hierbij Jeanne
onhandig opzij duwend), en stopte zijn bescheiden voorstaartje tussen de labia
majora van Bep. Draaiend, schuddend en als het ware Afrikaans dansend met zijn
strakke heupen, wist hij haar woeste oerwoudkreten te ontlokken, daarmede zijn
eerder geponeerde stelling dat het ‘gaat om wat je ermee doet’ kracht bijzettend.
Bep ging loesoe, en gebruikte de welhaast spirituele energie die in haar
ontsproot om de ter zake geschoven Jeanne te verwennen – met haar vingertjes
nam ze Jeannes handarbeid over en bespeelde met verve dier in
jarenzeventigstijl gekapte knopje.
Lezers, ik verzoek U met
klem: voor een optimale indrinking van dit moment moet U eventjes de ogen
sluiten en het gehele plaatje in U opnemen: de paarden hinniken zachtjes, de
vogels fluiten een lentelied, de wind beroert de dansende tarwehalmen, en binnen
verpozen drie jeugdige lijfjes zich in alle geneugten die de zondeval van Adam
en Eva, dat eerste afdwalen van het Originalplan door het fluisteren der slang,
voor hen heeft geopend. Is er een schitterender viering van alles wat Natuur,
dat Tweede boek van God, mogelijk dan door dit samenzijn van alles wat levensenergie,
chi zo U wilt, is? Is er een groter goed voor U, Lezer, dan dit, gezeten in een
zware leren leunstoel, een navenant glas wijn in de hand, te lezen, en te
verzuchten: “Ach ja, JONG te zijn, en de immense vreugden van het Menselijk
Samenzijn, Het Eenzijn der Anthropoi te ontdekken?”
Maar om U terug te nemen
naar de scene: in het hooi lag inmiddels een ware verstrengeling der lijven.
Middelpunt van dit fysieke spektakel was Bep, begeerd door broer en zus, die
zich allebei te buiten gingen aan het bepotelen van heur nietige maar
welgevormde lijfje: Flaaf, door, op haar liggend, haar te berijden als een
volbloed dekhengst op een nepkoe, met diepe teugen porrend vanuit zijn sterke
onderlijf, dat ondanks de armetierige verschijning van zijn “sjors” er in
slaagde bij het meisje de meest enigmatische kreten te ontlokken; Jeanne,
eerder enigszins ter zake geschoven maar van de nood een deugd makend door ook
de laatste resten van haar kledij te verwijderen, nu nog gekleed zijnde in
niets meer dan mintgroene Crocs®, bracht haar orale opening dicht bij het
klotsende samenkomen van de lijven van haar broer en aanbeden Bep, en begon
daar met haar ampele tong, haar eerdere bedenkingen aangaande het incestueuze
aspect van het zaakje op zij zettend, zowel de schacht van het tentstokje van
haar broer als het perineum van haar geliefde te likken.
Bep ondertussen, zodanig
bemind door haar jeugdige metgezelletjes, had in de Wouden van Extase een Oase
van Ultiem Genot ontdekt. Haar kreten schalden door “de” schuur, zodanig
opwindend dat ook de paarden er onrustig van begonnen te snuiven en elkaar eens
goed in ogenschouw begonnen te nemen. De beelden die haar in de Oase bestookten
waren van zulk een immense pracht dat het meisje, nauwelijks bij zinnen, in
opvallend welbespraakte tongen sprekend, scheen uit te kreten wat ze zag: “O
aquamarijnen oerbossen... Zinderend manische wolkenstapelingen, turkooisen
vogelkooien...AAAAAAAAAAAAAHHHHHH.... Onweerstaanbare parelzwetingen, brandende
miasmateske riddernajagende molenwieken... IEIEIEIEIEIEIEIEIEIIE...
OOOOOOOOO...”
Met deze laatste klank
bereikte zij een hoogtepunt, in welkes schaduw Mount Everest een grindkorreltje
scheen, een zandvlokje op het strand van Verlangen. Hijgend en puffend keerde
ze terug naar de gewone wereld, alwaar Flaaf nog steeds zieltogend op en neer
ging op haar lichaam. Jeanne had zich, nu werkelijk alle schroom over boord
gooiend, voor hem geplaatst en drukte haar tweede mond hard in zijn gezicht. Hij,
proestend, begon die te bevredigen, maar zonder regelmaat, want, zoals iedereen
weet die weleens deze dubbele aksie (show) heeft geprobeerd te ondernemen: er
is ritmisch gezien niets uitdagender dan het plezieren van twee juxtaposerende
lichamen. Toch, gestuurd door de ferme, door het boerenbedrijf eeltig geworden
handen, bleef Flaaf met zijn tong zijn zus plezieren, onderwijl niet vergetend
die oudste beweging ter wereld vol te houden aangaande Bep.
Bep evenwel had nu wel
genoeg stimulatie van haar plezierspleet gehad. Met enige dwang duwde ze een
verraste Flaaf van zich af, daarmee de opstelling doorbrekend maar ook een
mogelijkheid creërend voor allerlei nieuwe, misschien nog spannender en
exotischer standjes. Vermoeid en onder invloed van die sombere doch ook
prettige loomheid die de mens na klaarkomst kan overvallen, trok zij zich terug
uit het gemoedelijke partijtje. Maar, nu ze het pathetische sprietje van Flaaf
daar zo hulpeloos in de hoogte zag bibberen, kreeg ze meelij en nam een
daadkrachtig besluit.
“Hamilton, t t t!” smiespelde ze besmuikt.
“HIHIHIHIHIIIII!” brieste een der paarden (primus inter paardibus) verwoed.
“Kom maar!” verduidelijkte Bep, aldus terugverwijzend naar haar eigen nog
zopas bereikte poëtische hoogtepunt.
Het vurige beest huppelde op het gezelschap af, zijn ruif glad vergetend.
Met zachte dwang leidde Bep het edele hoofd van het trotse Belgisch trekpaard
naar het nog immer bevende kruis van ons aller Flaaf. Hamilton, op deze
verzengend hete dag om een watertje verlegen, zag de aanlokkelijke druppels op
de pielemuis parelen en begon meteen te lebberen. Flaaf zat met zijn blik
verstrikt in de retrobeharing van Jeanne en verkeerde in de overtuiging dat het
Bep was die daar zo aan zijn Calippo slobberde – zo’n overweldigende behandeling
had hij nog nooit gekregen. Schaarse minuten later bereikte hij dan ook de
zevende, wat zeg ik, de achtste hemel en, gepaard gaand met een na Beps
bronstig kabaal onverwacht ingetogen kreetje, spoot hij enkele kleddertjes
zaad, die deels op de bruine paardensnoet, deels op het rommelige hooi, en
deels op Jeannes scheenbeen terecht kwamen,. Jeanne, die het raspaard in haar
nek voelde hijgen, voelde nu ook haar piek naderen en dwong Flaaf non-verbaal
het tempo op te voeren. Flaaf was juist bezig aan het schrijven het alfabet met
zijn vlezige tong en had al accelererend net de Q bereikt, die zo zeldzame maar
daarom niet minder mooie letter, toen Jeanne haar zelfbeheersing liet gaan en
jubelend haar climax verwelkomde.
“Wel alle Arabische volbloeden nog aan toe!” bracht zij blij te berde.
“IOOI-IOOI-IOOI-IOOI-IOOI!”
Uitgeput lag nu het promiscue trio in het hooi. Ach, wee, zie hen daar toch
liggen – ontdaan van iedere opsmuk. Over enkele minuten zullen 9 dorpse meiskes
aankomen om paardrijles te krijgen, maar tot die tijd liggen onze protagonisten
daar, verenigd in wat wij allen delen: de schone lust.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten