Het gaat weer
slecht met de economie blijkbaar. Daar weet ik eerlijk gezegd de ballen van.
Wel weet ik dat er een economisch verschijnsel is dat ook in de taal voorkomt:
inflatie. De laatste tijd valt me namelijk op dat er inflatie optreedt in de
diminutief, het verkleinen van woorden. Is dat erg? Nee. Want het gebeurde
eerder ook al met de superlatief EN (pas op!) met de negatie.
Nadruk
Mensen willen
vaak hun punt extra benadrukken. Dat merk je dan bijvoorbeeld doordat ze zeggen
dat iets echt heel heel heeeeeel groot is. Of je gebruikt woorden die aangeven
dat het om een groot iets gaat, zoals super-, mega-, giga-, enorm, hyper- etc.
Andersom kan je dat ook doen bij de diminutief, zodat iets piep- of super- of
nanoklein wordt. Het leuke is dat kleiner maken ook op een andere manier kan,
namelijk door de diminutief: -tje, -kje enzovoort. En daardoor krijg je
diminutiefstapeling, of verkleiningsinflatie (copyright Milfje).
Dit
verschijnsel viel me afgelopen zomer voor het eerst op. Ik was de Spits aan het
lezen, en daarin legde iemand uit dat hij voor de EK voetbal graag sfeer schiep
in zijn huiskamer door een “klein mini-stadionnetje” te bouwen. HUH?! Dat had
ik nog nooit gehoord (dit komt waarschijnlijk al heel lang voor, maar, volgens
het Groene Truien-syndroom: pas als je je ergens van bewust bent, zie je het
overal). En ja hoor, inmiddels hoor ik het overal.
De dubbele verkleining komt ook heul vaak voor. Mijn lievelings is bij de Blokker/Xenos/winkel-naar-keuze: “Wilt u daar een klein tasje bij?” Dat wordt wel heel klein dan. Logisch gezien zou dat dan dus een maatje kleiner moeten zijn dan een ‘gewoon’ tasje: een mini-tasje zeg maar. Is dat ook zo? Ik betwijfel het. Dit is gewoon een kwestie van benadrukken.
Negatie
Een
vergelijkbaar verschijnsel is de negatie oftewel ontkenning. Vroegah kon je
zeggen: “Ik heb van niemand niets gekregen.” In veel talen is dat de enig
correcte manier om een zin te ontkennen; ook in het Middelnederlands (het
Nederlands uit de jaren 1200-1500) was dat zo (zie hier
een beschrijving van de hele ontwikkeling). Maar in het Nederlands werd en
wordt dit ook gebruikt om de negatie te versterken: iedereen begreep dat je
helemaal niks had gekregen, en niet van iedereen wel iets.
De negatie kun je
natuurlijk ook wiskundig benaderen, als in -2 x -6 = 12; een dubbele negatie
heft zichzelf op. Dat wiskundige idee werd in de 19e eeuw ook toegepast op
taal, en zo werd de versterkende dubbele negatie gestigmatiseerd. Domdomdom, want zo viel er
een heel leuke mogelijkheid weg uit de taal. Het gaat uit van het (volgens
Milfje niet kloppende) idee dat taal wiskundig of logisch is, of zou moeten
zijn. Maar mensen worden helemaal koekoe als je het (in mijn ogen nog fraaiere)
volgende zegt: “Ik heb nooit niks van niemand gekregen”, wat dan weer 3
ontkenningen bevat, waardoor je logisch gezien uitkomt op een ontkenning. Die ontkenning zit wel snor, maar heb je dat echt berekend door min maal min maal min te doen? NOG fraaier is de quadruple negatie die je bijvoorbeeld in het Engels wel eens
hoort: “I ain’t never got nothing from nobody.” Dat heeft ook een ontkennende betekenis, ondanks dat min maal min maal min maal min iets positiefs zou moeten worden, wiskundig gezien dan.
Bij een dubbele
diminutief is er überhaupt geen twijfel mogelijk of iets nou groot of klein is.
En zo’n dubbele, triple of quadruple ontkenning levert eigenlijk ook niks geen problemen
op voor het begrip van de zin; het is altijd duidelijk of er nou wel of niet
iets gebeurt. Kortom: ik vind dat als we de dubbele diminutief gewoon gebruiken,
we ook de dubbele negatie gewoon moeten ‘toestaan’. Heerlijk: je kunt iets
benadrukken zonder dat je bent aangewezen op saaie woordherhalingen als “echt
heel heel heel niet”. Saaie taal? Dan liever dood.
Mooie observatie! Zelf neem ik me altijd voor om bijvoorbeeld na een repetitie nog een piepklein biertje te gaan drinken, maar achteraf blijkt dat biertje dan klein noch enkelvoudig geweest te zijn...
BeantwoordenVerwijderen...wat mij bij een kleine toevoeging brengt: het Nederlandse diminutiefsuffix is natuurlijk ook een middel om telbare eenheden van massa's te maken: biertje, snoepje, papiertje, glaasje, houtje, etc. , en soms is er 'gewoon' een betekenisverschil, zoals bij tas vs. tasje: het plastic voorwerp dat je in de winkel krijgt bij een aankoop heet naar mijn mening altijd 'tasje', zonder dat daarmee iets over het formaat gezegd wordt. Bij het voorbeeld 'een klein tasje' is er volgens mij dus iets anders aan de hand dan diminutiefstapeling/verkleiningsinflatie!
Gelijk heb je, Gisko!
VerwijderenDat doet me ook denken aan de -je van Milfje, dat is een affectieve diminutief en geen 'echte' verkleining.