Het is heden ten dage een
vanzelfsprekendheid dat ik, als Hagenees, zonder enige moeite kan
communiceren met iemand uit Almelo, of uit Zierikzee. We beheersen
tenslotte allemaal het Standaarnederlands. Dit is echter een recent
fenomeen, en zeker niet overal ter wereld even normaal. Standaardtaal
is ontstaan om verschillende redenen: om communicatie tussen regio's
makkelijker te maken, en vanwege een groeiend nationalisme. Één
volk, één land, dat is een sterke gedachte. Over de ontwikkeling
van standaardtaal, en vooral over de relatie tussen taal en politiek
gaat het boek Taalstrijd. Over relaties tussen talen in de wereld, Europa, Nederland en Vlaanderen
(Uitgeverij
ASP) van Frank van Splunder.
In de taalwetenschap
wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen taalintern en
taalextern. Deze
begrippen spelen vooral bij taalverandering een grote rol. Een
taalinterne factor in taalverandering is, het woord zegt het al, een factor die in de taal
zelf zit. Zo kunnen bepaalde klanken wegvallen, omdat ze nou eenmaal
zwakker zijn (bijvoorbeeld de /n/ aan het eind van veel Nederlandse
woorden), of moeilijker uit te spreken. Of er kan een klemtoonverschuiving plaatsvinden. Deze
veranderingen vinden plaats binnen het systeem, zonder dat daar per
se iets van buiten de taal invloed op heeft.
Bij
taalexterne veranderingen is er juist iets buiten de taal dat een
verandering aanzwengelt. Een bekend voorbeeld is de vergrotende trap met als/dan.
Nu wordt 'groter als' in standaardtaal veroordeeld, maar er was een
tijd waarin het meer voorkwam dan 'groter dan'. Bepaalde mensen kozen
toen bewust voor 'groter dan' als standaardvorm, omdat het minder
leek op Duits. Door zich af te zetten tegen de Duitse taal werd de
identiteit van de Nederlandse taal bekrachtigd. Spelling is al
helemaal zo'n domein waarin politiek een rol speelt. Er is geen
enkele taalinterne reden om product
danwel
produkt te
schrijven. De keuze tussen c of k lijkt volstrekt willekeurig. Wat
wel opvalt, is dat Nederlanders vaak een voorkeur hebben voor de c,
en Vlamingen voor de k. Dat kan een taalexterne reden hebben: de k is
voor Nederlanders te Duits, de c voor Vlamingen te Frans. En dat zijn talen waardoor men zich bedreigd voelt, waar men zich tegen
wil afzetten. Politieke angst vindt zijn weerslag dus in de spelling.
Deze
laatste anecdote is een van de aardige voorbeelden die Frank van
Splunder noemt in zijn boek Taalstrijd.
Over relaties tussen talen in de wereld, Europa, Nederland en
Vlaanderen (Uitgeverij
ASP). Hij is duidelijk in zijn visie: “Taal is politiek”, zo
stelt hij meerdere malen. De reden dat Engels een wereldtaal is
geworden is politiek, taal in België is al helemaal politiek, de
enige reden dat er afbakeningen zijn tussen verschillende talen heeft
met politiek te maken, en de vermeende verengelsing van het onderwijs
is ook deels op de politiek terug te voeren.
Het
zijn relevante thema's, die Van Splunder aansnijdt. Maar het zijn er
ook heel erg veel, en dat merk je aan het tempo van het boek. Met een
duizelingwekkende vaart komen thema's voorbij en worden begrippen
geproblematiseerd. Nadeel van deze vaart is dat veel ideeën niet
echt worden uitgewerkt, en dat informatie onduidelijk op elkaar
aansluit. Daar komt nog bij dat sommige zijwegen worden bewandeld,
waarvan onduidelijk is waarom ze zijn opgenomen. Wanneer je eerst
zegt dat “kunstmatige talen buiten het bestek van dit boek vallen”,
komt het vreemd over om vervolgens wel twee voorbeelden van zulke talen uiterst
summier te bespreken.
De
schrijver geeft het zelf toe: het is zijn persoonlijke verhaal,
waarin hij niet objectief is. Dat is zeker waar, en dat is ook prima, het kan eigenlijk niet anders als je over politiek schrijft.
Een probleem ontstaat echter, wanneer er informatie als feit wordt
gepresenteerd, die eerder een mening is. Zo stelt Van Splunder dat “de
Engelstalige landen veel toleranter [zijn] voor wat het taalgebruik
betreft”. Hij baseert dit op het feit dat het Verenigd Koninkrijk geen taalacademie heeft, die de taal regelt. Een taalacademie heeft
het VK niet, maar dat men tolerant is, dat is zeker niet waar. De
intolerantie is er zeker, ze is alleen gedecentraliseerd. Men
vervoege zich bijvoorbeeld bij de medewerkers van Bridging
the Unbridgeable, een
project dat onderzoek doet naar prescriptivisme in Engelstalige
landen. Of men zoeke op het internet naar “split
infinitive”. Een stinkende mestvaalt aan intolerantie zal u ten
deel vallen.
Al
met al leest Taalstrijd
als
een losse verzameling gedachten en feitjes. Het is geschikt voor twee
groepen mensen: zij die een beetje willen mijmeren over taal,
politiek en onderwijs, en onderweg een paar grappige anecdotes willen
opdoen; en zij die geïnteresseerd zijn in de meningen van Frank van
Splunder. Voor een gedegen uitleg over de relatie tussen politiek en
taal zal men zich toch elders moeten vervoegen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten