Naar aanleiding van dit bericht in De Volkskrant verschijnen op internet allerlei meningen over mijn proefschrift. Hartstikke goed dat er flink gediscussieerd wordt, maar uiteraard zijn er ook enkele misverstanden, die gedeeltelijk voortkomen uit het feit dat men zich baseert op een artikel in de krant, dat weer gebaseerd is op een stuk in Onze Taal, en niet weet wat er in het proefschrift zelf staat. Hieronder een superkorte samenvatting van mijn proefschrift, inclusief reacties op veelvoorkomende misverstanden.
NB: Dit stuk en het hier beschreven proefschrift zijn geschreven door Sterre Leufkens, de helft van schrijversduo Milfje Meulskens.
NB: Dit stuk en het hier beschreven proefschrift zijn geschreven door Sterre Leufkens, de helft van schrijversduo Milfje Meulskens.
NB2: Voor de visueel ingestelde mens is hier nog een uitstekende samenvatting van mijn proefschrift te vinden in de vorm van een videoblog, door prof. Marc van Oostendorp.
Een taal kun je zien als een verzameling vormen (woorden,
zinnen, klanken, regels), die verbonden zijn aan betekenissen. De vormen zijn
als het ware een code. Uit taalverwervingsonderzoek blijkt dat die code voor
kinderen en volwassenen het makkelijkst te leren is wanneer de relatie tussen
de vormen en de betekenissen 1 op 1 is. Die situatie noem ik transparant. In
mijn dissertatie heb ik 22 talen vergeleken op hun transparantie. Het blijkt dat
die 1-op-1-relatie in de ene taal veel vaker geschonden wordt dan in de andere.
Met andere woorden: talen verschillen in hun mate van transparantie.
Ten eerste blijkt dat geen enkele taal helemaal transparant
is. Met andere woorden: in iedere taal wordt die 1:1-relatie wel ergens
doorbroken. Dit kan op verschillende manieren gebeuren. Talen kunnen
bijvoorbeeld vormen hebben die geen betekenis hebben, bijvoorbeeld ‘het’ in
‘het sneeuwt’. Dat woordje verwijst niet naar een concrete entiteit: het heeft
geen betekenis, zodat een 0:1-relatie ontstaat. Ook kunnen betekenissen op
meerdere plaatsen in de zin worden uitgedrukt, zoals bijvoorbeeld het geval is
wanneer je zegt ‘zij loopt’. In die zin wordt de betekenis ‘derde persoon
enkelvoud’ zowel uitgedrukt door het persoonlijk voornaamwoord ‘zij’, als door
de vorm van het werkwoord (loopt en niet loop of lopen). Hierdoor ontstaat een
1:2-relatie tussen betekenis en vorm.
In dit onderzoek heb ik een lijst samengesteld van 22
non-transparante eigenschappen die talen kunnen hebben. Ik heb vervolgens
bestudeerd of deze eigenschappen voorkomen in 22 talen van de wereld. Op die
manier heb ik die talen kunnen ordenen van relatief transparant (weinig
non-transparante eigenschappen) tot relatief non-transparant (veel non-transparante
eigenschappen). Hieruit is gebleken dat het Teiwa, een taal die in Indonesië
wordt gesproken, het transparantst is, terwijl het Nederlands het minst
transparant is.
Omdat ik een beeld wilde krijgen van de diversiteit die
talen ten aanzien van transparantie kunnen vertonen, heb ik ervoor gekozen om
22 talen te bestuderen die een zo groot mogelijke genetische variatie laten
zien. Daarom heb ik uit iedere taalfamilie 1 taal geselecteerd, en uit de
grotere taalfamilies 2.
Ik hoefde de talen niet zelf te beheersen, maar kon gebruik
maken van beschrijvingen, zogenaamde reference grammars. Bovendien heb ik
steeds contact gezocht met de auteur van de beschrijving of met een andere
expert op het gebied van de specifieke taal, om gedetailleerde informatie over
de aanwezigheid van de non-transparante eigenschappen in de talen te
achterhalen.
De belangrijkste onderzoeksvraag die ik in dit onderzoek
stelde, is hoe de verschillende non-transparante eigenschappen over de talen
verdeeld zijn. Zoals verwacht op basis van eerder onderzoek, zit daar een
patroon in. Enkele non-transparante eigenschappen blijken in alle onderzochte
talen voor te komen, sommige eigenschappen komen regelmatig maar niet altijd
voor, terwijl weer andere eigenschappen zeer zeldzaam zijn. Het blijkt dat de
veel voorkomende eigenschappen vrijwel allemaal van het type redundantie zijn,
oftewel het meerdere keren uitdrukken van een betekenis. De meest zeldzame
non-transparante eigenschappen zijn meestal gevallen van betekenisloze elementen.
De gevonden volgorde van typen non-transparantie kan gedeeltelijk
verklaard worden aan de hand van taalcontact. De betekenisloze elementen zijn
typisch erg moeilijk te leren voor tweedetaalverwervers. Wanneer een taal veel
in contact is met andere talen, dan wordt die taal door veel mensen als tweede
taal verworven, zoals bijvoorbeeld bij het Engels nu het geval is. Juist de betekenisloze
elementen komen in zulke talen onder druk te staan, met op termijn tot gevolg
dat ze uit de taal verdwijnen. Talen met veel taalcontact zullen dus relatief
weinig van dergelijke eigenschappen hebben, en relatief transparant zijn.
Uitleg bij enkele
(te) snel getrokken conclusies
Het Nederlands bevat
heel veel rommel/onzin/overbodigheden.
Het Nederlands heeft van de 22 talen in mijn onderzoek de
meeste non-transparante eigenschappen. Dat is geen negatieve kwalificatie: die
eigenschappen kunnen geen kwaad, ze zijn niet slecht, lelijk of schadelijk. Het
wonderlijke is juist dat het eigenschappen zijn die moeilijk te leren zijn,
maar tóch in alle talen van de wereld en het meest in het Nederlands vóórkomen.
Het Nederlands is dus niet slecht, maar extra bijzonder.
Transparante talen
zijn makkelijk; het Nederlands is niet te leren.
In mijn onderzoek ga ik ervanuit dat transparante structuren
makkelijker te leren zijn dan non-transparante structuren. Een taal die weinig
non-transparante eigenschappen heeft, is
dus relatief makkelijk ten opzichte van een taal met veel non-transparante
eigenschappen, zoals het Nederlands. Maar om te bepalen hoe makkelijk een taal
te leren is, moet je met veel meer factoren rekening houden. Als het om
tweedetaalverwerving gaat, maakt het heel veel uit wat de eerste taal is: voor
een Nederlander is het heel moeilijk om Japans te leren, ook al is dat een
behoorlijk transparante taal. Er zijn nog veel meer factoren die bepalen of een
taal makkelijk of moeilijk is; transparantie is daar slechts één van.
We moeten de
non-transparante eigenschappen uit het Nederlands halen, zodat het makkelijker
wordt.
Dat is niet wat ik als onderzoeker voorsta, en ik denk dat
niemand zich ten doel zou moeten stellen het Nederlands te veranderen – het
Nederlands functioneert perfect en is goed zoals het is, net als alle andere
natuurlijke talen. Het Nederlands is een moeilijke taal om te leren, maar het
is wel te leren, zoals de om en nabij 24 miljoen sprekers ervan laten zien. Het
is nergens voor nodig om het Nederlands makkelijker of transparanter te maken.
Daarbij blijkt het onmogelijk om een taal op die manier
gestuurd te veranderen. Een taal kun je zien als levend organisme: die evolueert
door de tijd in reactie op de omgeving. Als gebruiker noch als wetenschapper
heb je daar invloed op.
Ik heb ooit
Chinees/Fins/Russisch/andere taal geleerd, en dat was veel moeilijker dan
Nederlands!
Het is altijd moeilijk een vreemde taal te leren, of die taal nou
transparant is of niet. Bovendien maakt het bij het leren van een vreemde taal
uit wat je eerste taal is. Fins, Chinees, en heel veel andere talen zijn geen
directe familie van het Nederlands, en zijn daarom voor mensen met Nederlands
als moedertaal relatief moeilijk te leren, ongeacht hun transparantie.
Maar het Fins heeft
wel 16 naamvallen! Dat is pas moeilijk!
Non-transparante structuren zijn relatief moeilijk te leren, maar niet alles wat moeilijk is, is ook non-transparant. Uitzonderingen en ‘betekenisloosheid’ zijn non-transparant en moeilijk te leren, maar naamvallen kunnen heel transparant zijn wanneer ze regelmatig vervoegd worden en een duidelijke betekenis hebben. De vele naamvallen van het Fins, net als de vele werkwoordsvervoegingen van het Hebreeuws en het Turks bijvoorbeeld, zijn dus misschien wel moeilijk omdat je het vanuit je eerste taal niet kent, maar niet omdat ze non-transparant zijn.
Non-transparante structuren zijn relatief moeilijk te leren, maar niet alles wat moeilijk is, is ook non-transparant. Uitzonderingen en ‘betekenisloosheid’ zijn non-transparant en moeilijk te leren, maar naamvallen kunnen heel transparant zijn wanneer ze regelmatig vervoegd worden en een duidelijke betekenis hebben. De vele naamvallen van het Fins, net als de vele werkwoordsvervoegingen van het Hebreeuws en het Turks bijvoorbeeld, zijn dus misschien wel moeilijk omdat je het vanuit je eerste taal niet kent, maar niet omdat ze non-transparant zijn.
Je noemt bepaalde
verschijnselen (bijv. ‘het’ in ‘het sneeuwt’) betekenisloos, maar zulke
woordjes hebben wel degelijk een functie.
Als ik iets betekenisloos noem, bedoel ik dat er geen directe concrete entiteit is waarnaar wordt verwezen. Zulke woordjes kunnen wel een oorzaak of functie hebben (bijvoorbeeld ‘het’ staat in ‘het regent’ omdat er een onderwerp in de zin moet staan, en dat zorgt er dan weer voor dat alle zinnen meer op elkaar lijken), maar die functie bestaat dan op een abstracter niveau. Dat ik dergelijke elementen betekenisloos noem wil overigens ook niet zeggen dat ze onbelangrijk zijn – ze zijn een essentieel onderdeel van het Nederlands, net als alle andere woorden.
Als ik iets betekenisloos noem, bedoel ik dat er geen directe concrete entiteit is waarnaar wordt verwezen. Zulke woordjes kunnen wel een oorzaak of functie hebben (bijvoorbeeld ‘het’ staat in ‘het regent’ omdat er een onderwerp in de zin moet staan, en dat zorgt er dan weer voor dat alle zinnen meer op elkaar lijken), maar die functie bestaat dan op een abstracter niveau. Dat ik dergelijke elementen betekenisloos noem wil overigens ook niet zeggen dat ze onbelangrijk zijn – ze zijn een essentieel onderdeel van het Nederlands, net als alle andere woorden.
Elementen in talen die
je overbodig noemt, maken die taal juist rijk. Je kunt er complexiteit en
subtiliteiten mee uitdrukken die je anders niet zou kunnen benoemen.
Alle natuurlijke talen van de wereld zijn even expressief: je kunt er iedere betekenis mee uitdrukken die je wilt. Ook als een taal geen woord voor ‘gezellig’ o.i.d. heeft, kan dat begrip wel omschreven worden. In een transparante taal kan dat even goed als in een relatief non-transparante taal – mijn onderzoek maakt hier geen onderscheid in. Dat de ene constructie wellicht moeilijker te leren is dan de andere, maakt voor de complexiteit of subtiliteit van de betekenis geen verschil. Inderdaad kan het Nederlands dus heel complexe, subtiele betekenissen uitdrukken, en dat is prachtig.
Alle natuurlijke talen van de wereld zijn even expressief: je kunt er iedere betekenis mee uitdrukken die je wilt. Ook als een taal geen woord voor ‘gezellig’ o.i.d. heeft, kan dat begrip wel omschreven worden. In een transparante taal kan dat even goed als in een relatief non-transparante taal – mijn onderzoek maakt hier geen onderscheid in. Dat de ene constructie wellicht moeilijker te leren is dan de andere, maakt voor de complexiteit of subtiliteit van de betekenis geen verschil. Inderdaad kan het Nederlands dus heel complexe, subtiele betekenissen uitdrukken, en dat is prachtig.
‘Regen valt’ betekent
iets anders dan ‘het regent’!
Ik heb een letterlijke vertaling gemaakt van
anderstalige constructies. Die betekent in het Nederlands inderdaad iets
anders, maar in de oorspronkelijke taal is de betekenis zoals 'het regent'. De Fongbe zin 'jí jà' betekent bijvoorbeeld vrij vertaald 'het regent', maar 'jí' betekent regen en 'jà' betekent vallen, letterlijk vertaald dus 'regen valt'. Dat soort dingen weet ik uit
de grammatica’s die over die talen geschreven zijn, en heb ik gecontroleerd bij
de auteur van die grammatica of bij een andere expert. Door de vertaling naar
het Nederlands kan ik laten zien dat de grammaticale structuur van die andere
taal anders is – de betekenis is gelijk (het regent), maar de grammatica is anders (het regent vs. regen valt).
Helder. Goed verhaal. Razend interessant. Jaren heb ik met een Afghaan gewerkt. Een gestudeerde man. Desondanks had hij de grootste moeite Nederlands te leren. Ik weet nog dat ik met hem heb zitten bomen over het woordje "er". Is het Farzie, zijn moedertaal, veel simpeler dan het Nederlands? heb ik me altijd afgevraagd.
BeantwoordenVerwijderenDankje, Gerrit.
VerwijderenHet Farzie ken ik niet, dus ik durf geen inschatting te maken van de transparantie ervan. Heeft het nog een andere naam?
Hij bedoelt Farsi (Perzisch).
VerwijderenDat dacht ik ook, maar dat is een beetje onverwacht in verband met dat het een Afghaan is. Maar inderdaad, dat zal het toch wel zijn.
VerwijderenFarsi heb ik niet in mijn onderzoek opgenomen omdat het ook Indo-Europees is. Om die reden verwacht ik ook dat de graad van transparantie niet extreem ver van die van het Nederlands af zal liggen, hoewel mogelijk wel verder dan die van bijv. Germaanse talen. Maar ik zou het beter moeten bekijken om er echt iets zinnigs over te kunnen zeggen.
Deze reactie is verwijderd door de auteur.
VerwijderenMisschien sprak de Afghaan van huis uit feitelijk Dari. Dat is inderdaad een van de vele belangrijke talen in Afghanistan, en het schijnt (las ik, zelf weet ik er niets van) min of meer een variant van het Perzisch (Farsi) te zijn. Ongeveer de verhouding zoals Urdu en Hindi, Belgisch en Nederlands Nederlands?
VerwijderenVermoedelijk kan iemand uit Teheran die je in Kabul neerplant zich redelijk makkelijk in zijn eigen taal verstaanbaar maken, net zoals Turks ook in Kazachstan, Kirgizië enz. bruikbaar is, wegens de grote overeenkomt met daar gesproken talen.
En Dari klinkt niet als dàòri, zoals ik dacht, maar als daeRIE, klemtoon op de laatste lange lettergreep en de eerste lettergreep met een klinker als in Engels 'cat'. Ontdekte ik gisteren toen ik er weer iets over las n.a.v. een interview in Kunststof Radio met Tahmina Akefi.
VerwijderenDari-sprekers noemen hun eigen taal inderdaad vaak Farsi. Die aanduiding Dari is weliswaar eeuwenoud, maar pas ca. 1988 ingevoerd als naam voor het Perzisch (en Tadjikisch, ook bijna hetzelfde) in Afghanistan.
VerwijderenEn Afghan blijkt dan weer het Perzische woord voor Pasthun, ook een verwante, maar toch heel andere taal, die belangrijk is in o.a. Afghanistan, maar ook in Pakistan.
Dat staat allemaal in de ... nee, niet de Fabeltjeskrant, wel de Engelstalige Wikipedia.
In mijn boekenkast staat een grammaticaatje van het farsi-kabuli (oftewel dari), een van de talen gesproken in Afghanistan. Maar je kan niet alles weten (wel opzoeken natuurlijk).
BeantwoordenVerwijderenIn de Ethnologue vond ik Farsi niet als taal van Afghanistan, vandaar dat ik naar een andere naam vroeg. Dank voor uw aanvulling.
Verwijderenhttp://www.ethnologue.com/language/prs
VerwijderenDari en Pashto zijn de twee officiele talen van Afghanistan. Dari is een variant van het Perzisch. Perzisch is Farsi in het Perzisch (en in het Arabisch) en Afghanen noemen Dari zelf Farsi. Onder Dari op Wikipedia vind je ook een aardig overzichtje van Dari en links naar wetenschappelijke literatuur.
Er is met dat zinnetje "Zij loopt" wel meer aan de hand, denk ik.
BeantwoordenVerwijderen"Zij" kan enkelvoud én meervoud zijn. Dat zou dus een 1:2 relatie zijn. Die dan weer opgeheven wordt door die 2:1 relatie die je noemde. Klopt dat?
Dat komt door de ambiguïteit van 'zij', maar dat heb je bij 'hij loopt' dan weer niet.
VerwijderenIk heb het overigens meer op grammaticaal niveau bekeken, dus als een taal het bij een bepaalde combinatie van persoon en getal toestaat om dergelijke informatie 'dubbel' uit te drukken, dan heb ik dat als non-transparant geteld.
‘zij1’ 3p.sg.f., ‘zij2’ 3p.pl. Er bestaat geen 3p.sg. tout court.
BeantwoordenVerwijderenIn ‘loopt’ is ‘-t’ niet 3p.sg., vgl. ‘jij loopt’, ‘u loopt’.
Dat klopt, dit is een geval van syncretisme en is vaak een probleem bij analyses als de mijne. Het is hoe dan ook het geval dat persoons- en getalsinformatie zowel in de werkwoordsvorm als in een onafhankelijk argument wordt uitgedrukt, vandaar dat ik het voor Nederlands wel geteld heb. '-en' kan bijvoorbeeld wel als meervoudsmarkering worden opgevat, dus 'wij' + '-en' is hoe dan ook non-transparant. Maar de redenering moet voor iedere taal apart gemaakt worden, wat ik dan ook in mijn proefschrift doe.
VerwijderenEen paar vragen.
BeantwoordenVerwijderenAlinea 3:
Zijn regels een soort vormen?
Zijn klanken verbonden aan betekenissen?
Alinea 4:
Verwijst ‘stoel’ naar een concrete entiteit? Bestaat er maar een (1) stoel?
Verwijst ‘lopen’ naar een concrete entiteit? Verwijst ‘ik’ etc.? Verwijst ‘de’ etc.?
Wat is dat eigenlijk, verwijzen?
Al deze vragen gaan denk ik onderliggend over de vragen: 'Wat is 1 vorm?' en 'Wat is 1 betekenis?' In de door mij gehanteerde theorie, Functional Discourse Grammar, zijn klanken ook vormeenheden, en worden sommige regels bijvoorbeeld in de hoedanigheid van zgn. frames als betekeniseenheden gezien. Van 'verwijzen' is sprake als er op pragmatisch niveau een zgn. Referential Subact is. Zoals u ziet gaat dit de samenvatting nogal te buiten - als u meer wilt weten, kunt u me wellicht uw e-mailadres mailen en stuur ik u graag de pdf van mijn proefschrift.
VerwijderenIs er ergens een lijst te vinden met de 22 talen die je hebt onderzocht? En zaten daar ook talen bij die morfologish complexer waren dan het Nederlands?
BeantwoordenVerwijderenIk vraag dit omdat de taal waar ik me mee bezig houd, het Zoeloe, mij minder transparant lijkt dan het Nederlands, als ik jouw uitleg volg. In het Zoeloe bestaat een zelfstandig naamwoord, laten we u-mu-ntu "persoon" nemen, behalve uit de stam, in dit geval "ntu", nog uit één of twee andere morfemen. Ieder zelfstandig naamwoord heeft normaal gesproken een zogenaamd augment, een morfeem dat lidwoord-achtig is, maar geen betekenis lijkt te hebben, bij u-mu-ntu is dat u-, en daarnaast hebben veel zelfstandig naamwoordennoun prefix, dat aangeeft tot welke noun class (vergelijkbaar met geslacht in Indo-Europese talen) het behoort, bij u-mu-ntu is dat -mu-. Dus dat zijn al twee niet-transparante morfemen. Daarnaast congrueren adjectieven en possessieven in noun class met het zelfstandig naamwoord dat ze modificeren, en congrueert het werkwoord in persoon en getal en noun class niet alleen met het onderwerp, maar soms ook met het lijdend voorwerp. En dan heb ik het nog niet gehad over werkwoordvormen die alleen maar aangeven dat het werkwoord het laatste woord is van een werkwoordsgroep. Daar staat wel tegenover dat het Zoeloe weinig onregelmatigheden heeft in de vervoeging van werkwoorden, dus in dat opzicht is het aanmerkelijk transparanter.
Dag Merijn,
VerwijderenDie talen zijn (van non-transparant naar transparant): Nederlands, Egyptisch Arabisch, Georgisch, Sochiapan Chinantec, Khwarshi, Bininj Gun-Wok, Sandawe, Sheko, Chukchi, Kayardild, West-Groenlands, Tamil, Kolyma Yukaghir, Bantawa, Kharia, Turks, Huallaga Quechua, Tidore, Japans, Samoaans, Fongbe en Teiwa.
Daar zijn zeker talen bij met een complexere morfologie dan Nederlands, bijvoorbeeld Sochiapan Chinantec, Georgisch en ook Turks. M.n. Turks laat goed zien dat een complexe morfologie niet non-transparant hoeft te zijn, er is in die taal en sterke 1:1-relatie tussen morfemen en betekenissen.
Interessant wat je over het Zoeloe vertelt! Ik zou het beter moeten bestuderen om er echt iets van te kunnen zeggen, maar van de nominale klassen in Bantutalen wordt vaak gezegd (ook door mij) dat er een sterkere semantische basis voor de klassen is, en dat maakt ze transparanter. Dus de prefixen zijn voorspelbaar vanuit de betekenis van het nomen, in ieder geval in meerdere mate dan dat in het Nederlands voor de/het het geval is. Die congruentie van de prefixen op allerlei andere woorden is zeker non-transparant, dus dat is in het Zoeloe dan weer non-transparanter dan in het Nederlands. Hoe het Zoeloe het 'over-all' doet, durf ik zo dus niet te zeggen, maar wie weet in de toekomst…!
Dankjewel Sterre,
VerwijderenMocht je nog geïnteresseerd zijn in de aspecten van het Zoeloe waar ik het over had, dan heeft Leston Buell, mijn co-promoter, veel geschreven over de vorm van het werkwoord die bepaald word door of het aan het einde van een werkwoordsgroep staat. Het verschijnsel heet conjoint en disjoint. De concurrerende theorie is dat ze focus markeren (werkwoordfocus of nou juist focus van het volgende element) maar Leston laat naar mijn mening overtuigend zien dat dat voor Zoeloe niet opgaat (voor sommige andere Bantoetalen wel).
Bij het augment, dat lidwoord-achtige element, moet ik zeggen dat het in sommige gevallen wel een betekenis aspect heeft. Bij ontkennende zinnen zijn zelfstandig naamwoorden zonder augment namelijk Negative Polarity Items, en met augment niet. Buiten ontkennende zinnen is de aanwezigheid van het augment helemaal te voorspellen aan de hand van de morfologie en de syntaxis. Claire Halpert heeft haar PhD over dit onderwerp geschreven, waarin ze stelt dat het augment een naamval is. Volgens mij klopt dat niet, maar ik heb geen beter alternatief. Haar analyse is ook erg theorie-specifiek; hij werkt alleen als je een Minimalist bent, en je kunt moeilijk de kern van haar verhaal vertalen naar een ander framework.
Dat is als je geïnteresseerd bent in het Zoeloe, en er iets mee wil doen in de toekomst. Het Zoeloe is ontzettend interessant, maar dat geldt voor alle talen van de wereld.
Dat lijkt weinig transparant, maar het voordeel is dat ze in het Zulu met een verwijswoord eenduidig kunnen terugverwijzen naar een woord 3 of 7 zinnen geleden, als dat het enige is van de betreffende klasse. Las ik ergens, in de Wikipedia of zo.
VerwijderenKan best handig zijn toch? Dus toch functioneel.
Deze reactie is verwijderd door de auteur.
BeantwoordenVerwijderenDank voor je uitleg. Mijn vriend en ik raakten al in de war, omdat het Onze Taal artikel niet hetzelfde zei als het Volkskrant artikel.
BeantwoordenVerwijderenEn inderdaad kwam bij ons de gedachte op, dat woorden misschien 'overbodig' zijn, maar toch wel mooi...
Dankjewel voor je reactie, Corrie! Het volkskrantartikel laat m.i. vooral veel dingen weg en voegt heftige woorden toe. Heel goed dat jullie op onderzoek uit zijn gegaan!
VerwijderenIk ben wel blij met je heldere verduidelijking: op basis van alleen het artikel uit de Volkskrant was ik tot een heel andere conclusie gekomen.
BeantwoordenVerwijderenFijn, Coert. Het Volkskrantartikel is een grappig bedoelde afgeleide van een goed stuk in Onze Taal. De schrijver ervan, Olaf Tempelman, heeft mijn proefschrift niet gelezen en mij niet gesproken. Zijn 'tongue-in-cheek'-bedoeling is de meeste lezers ontgaan, m.n. denk ik dankzij de erg gechargeerde kop. Als je een woord als 'overbodig' geen context geeft, kan ik me voorstellen dat je denkt dat ik daarmee iets normatiefs bedoel, maar zoals in het stuk in Onze Taal wel duidelijk is, bedoel ik dat juist absoluut niet. Ik ben blij dat veel mensen op zoek zijn gegaan naar wat ik nu werkelijk zeg over het Nederlands.
VerwijderenTempelman wordt verweten een gechargeerde weergave te geven van het stuk in Onze Taal.
VerwijderenDaar lees ik ‘historical junk’, ‘rommel’, ‘een taal kan opknappen’.
Foei, Tempelman.
Wat ik me naar aanleiding van de hele discussie (en je heldere uitleg hier) nog afvraag: waar komt de lijst met 22 non-transparantie-eigenschappen vandaan? Zou het kunnen dat hierin een bias richting het Nederlands is geslopen, omdat je als Nederlands sprekende meer bekend bent met eigenschappen van die taal? Misschien bestaan er in andere talen andere non-transparante constructies die het Nederlands juist niet heeft, en daardoor onderbelicht zijn gebleven?
BeantwoordenVerwijderenBeste Thomas,
VerwijderenIn mijn onderzoek heb ik het taalmodel 'Functional Discourse Grammar' gebruikt. Daarin worden veel eigenschappen die de talen van de wereld kunnen hebben gemodelleerd, en ik heb gekeken welke van die eigenschappen dan non-transparant waren - op die manier is die lijst tot stand gekomen.
Je hebt een valide punt dat het zou kunnen dat mijn Nederlandse achtergrond, of eigenlijk: de Indo-Europese achtergrond van het grote merendeel van de taalwetenschappers, een bias veroorzaakt. Dat is altijd een probleem in typologisch onderzoek. Ik heb geprobeerd dat te minimaliseren door voortdurend te overleggen met experts op het gebied van niet-Indo-Europese talen. Zij hebben ook de lijst bekeken en bekritiseerd, en n.a.v. hun feedback heb ik nog allerlei eigenschappen toegevoegd. Maar helemaal te voorkomen is dit waarschijnlijk niet.
M.i. is dit een goede reden om veel onderzoek te doen naar niet-Indo-Europese talen, daar worden onze taalmodellen ook veel vollediger en beter van!
Op de Facebookpagina van het Netwerk Didactiek Nederlands (NDN) probeer ik het onderzoek en de resultaten van de doctoranda recht te laten ervaren tegenover de loze uitspraken in de kranten en de media. U bereikt het facebookbericht onder de volgende koppeling: https://www.facebook.com/pages/Netwerk-Didactiek-Nederlands/197821603615738
BeantwoordenVerwijderenLeuk Ghislain, dankjewel!
VerwijderenDeze reactie is verwijderd door de auteur.
BeantwoordenVerwijderenHoi Sterre,
BeantwoordenVerwijderenIk ben 2 jaar te laat met mijn reactie, maar ik kwam via de Taalpost van Onze Taal en dan nog een paar keer doorklikken op deze post terecht.
Volgens mij gebruik je een verkeerd voorbeeld wanneer je 'zij loopt' gebruikt om een 1:2 relatie in vorm en betekenis aan te duiden. Met ieder ander pvnw was je voorbeeld juist geweest, maar m.i. juist niet met 'zij'. Dat kan namelijk ook 3e pers mv zijn. Daarmee is 'loopt' niet dubbel in betekenis en vorm maar is er volgens mij gewoon sprake van een 1:1 relatie.
Groet, Max