Taal: wie is er niet mee bezig? Blogs, twitters, tijdschriften, polemieken, ingezonden brieven, boeken. Er zijn heul veul mensen met evenveul meningen. Toch zijn er ook mensen die zich meer met taal bezig houden dan anderen. Daarom vraagt Milfje Meulskens hun mening over taal. Vandaag aan het woord Gaston Dorren, taaljournalist. Hij schrijft over taal, met name voor het blad Onze Taal, maar hij is ook auteur van de populair-wetenschappelijke boeken Nieuwe tongen (over migrantentalen), Taaltoerisme (over Europese talen), en maker van de app LanguageLover’s Guide to Europe.
1. Wat betekent taal voor jou?
Een
gereedschap, een liefhebberij, een obsessie, een vak, een
vrijetijdsbesteding, een schatkist, een genotmiddel, een roesmiddel,
een communicatiemiddel, een communicatieobstakel, een puzzel, een
identiteit, een spel, een spiegel, een wapen, een harnas, een vorm
van naaktheid, een venster op de wereld, een voertuig voor verhalen,
een bron van verwondering en een hoorn des overvloeds waar ik graag
gretig in graai.
2. Wat vind je van spellingsregels?
Spellingsregels
zijn een enigszins nuttige vorm van standaardisering. Niet onmisbaar,
maar wel handig: ze vergemakkelijken het lezen en het opzoeken. De
Néderlandse spellingregels zijn op een paar dingetjes na niet
onaardig, maar jammer genoeg zijn ze op duizenden of tienduizenden
woorden niet van toepassing, namelijk op leenwoorden. De Nederlandse
spellingregelgevers zijn absurd traag zijn met het verlenen van
burgerschap aan woorden van buitenlandse herkomst. Soms gebeurt het
wel – anders schreven we nog steeds ‘courant’, ‘rhythme’ en
‘quaestie’ – maar veel vaker gebeurt het niet. Vandaar dat we
yoghurt, cadeau, scanner en vele andere etymologisch spellen. Alsof
het toeristen zijn, of gastarbeiders. Ze gaan heus niet meer weg,
hoor! Pas nou maar gewoon de regels van het Nederlands op ze toe:
‘jochert’, ‘kado’ en ‘skenner’. Aan krant, ritme en
kwestie zijn we toch ook zonder veel moeite gewend geraakt?
3. Erger je je aan het taalgebruik van mensen?
Steeds
minder. Nu klink ik een beetje als een gelovige die probeert om niet
te zondigen, zelfs niet in gedachten, en zo voelt het soms ook wel
een beetje. Maar nee, meestal vind ik taalverschillen meer
interessant dan irritant. Wat niet wegneemt dat ik mijn favoriete
irritaties heb. Ik kan het onlogische woord ‘zelfvoorzienend’ nog
steeds niet goed uitstaan (dat zou natuurlijk zelfvoorziend moeten
zijn), en een constructie als ‘een dag als dit’ druist nogal
tegen mijn grammaticale instinct in. De officiële spelling
‘armelui’, zonder spatie, vind ik zelfs gênant van domheid. Maar
eigenlijk is ergernis over dit soort dingen toch vooral een
verspilling van goed humeur.
4. Waarom denk je dat mensen zich ergeren aan taalgebruik?
Misschien wel
omdat taalfouten hun het gevoel geven dat hun taalgemeenschap
afbrokkelt. Mensen willen zich in allerlei verbanden thuisvoelen, en
een taalgemeenschap is zo’n verband, en ik denk zelfs een tamelijk
belangrijk. Als anderen anders met de taal omspringen dan jij goed en
mooi vindt, morrelen ze aan datgene wat die gemeenschap in stand
houdt. Dat voelt onveilig.
Maar misschien is
het veel simpeler hoor, en is wrevel over ‘fout’ taalgebruik
gewoon een makkelijke manier om je te verheffen boven anderen die je
toch al niet zo hoog aanslaat.
5. Onlangs heb je de app Language Lover’s Guide to Europe op de
markt gebracht. Wat was daarvoor de reden?
Frustratie en
mijn mooie karakter. Ik was gefrustreerd dat ik op vakantie steeds
mooie taalattracties miste omdat ik pas achteraf hoorde dat ze
bestonden. Ze stonden stomweg niet in de reisgids. Dus toen ben ik op
internet gaan zoeken wat er in Europa allemaal aan taalattracties is,
en daar heb ik een lijst van gemaakt. En omdat ik een mooi karakter
heb, wilde ik die lijst met andere taalgeïnteresseerden delen, in de
vorm van een app. Zo’n app laten bouwen is bepaald niet gratis, dus
ik vraag er een klein bedragje voor. Ik ben nog lang niet uit de
kosten, maar het goede nieuws is dat de app effectief is: ik was
onlangs in Schotland, en ik heb een paar mooie dingen gezien die ik
anders gemist zou hebben, zoals de Leighton Library in Dunblane en de
Makars’ Court in Edinburgh. Die bibliotheek was ik zelfs al een
keer voorbijgelopen zonder hem te zien!
6. Wat is je lievelingswoord?
Ik hou wel
van sterke verleden tijden die niet zo vaak voorkomen, zoals
verzwolg, verdroot en hieuw. Die hebben iets schilderachtigs, zoals
een eeuwenoud straatje met huizen die we nu niet meer zo zouden
bouwen en die veel onderhoud vergen, maar waar we toch met veel
plezier langs lopen en naar kijken.
7. Heb je een taalwens, en zoja, wat is het?
Ja, dat
minstens twee rare schrijftaaltaboes nu eindelijk eens verdwijnen.
Het taboe op ‘ie’, dat in veel zinnen toch echt de enig juiste
vorm van ‘hij’ is. En het taboe op ‘Milfje haar vragen’, wat
toch echt een heel normale constructie is, en stilistisch vaak
handiger dan ‘de vragen van Milfje’. Op termijn zou dit zelfs een
nieuwe tweede naamval kunnen worden: ‘Milfjeder vragen’,
mannelijk: Gastonzen antwoorden’. Heel wat minder stijf dan
‘Milfjes vragen’ en ‘Gastons antwoorden’.
8. Wier of wiens taalgebruik vind jij inspirerend?
Wier of
wiens, dat is een opmerkelijke formulering. ‘Wier’ is hard op weg
om te verdwijnen, en een halve eeuw geleden had men het heel vreemd
gevonden om ‘wier’ afzonderlijk te noemen, omdat men toen besefte
dat ‘wiens’ ook op mensen van onbekend geslacht kan slaan.
Taalhistorici zullen straks vrij precies kunnen plaatsen wanneer deze
zin geschreven moet zijn. (Ook de nogal tijdgebonden naam Milfje zal
hen daarbij helpen, trouwens.)
Maar om je
vraag te beantwoorden: het taalgebruik van de Engelse humorist P.G.
Wodehouse (1881-1975). Hij mengt Britse en Amerikaanse spreektaal,
een tamelijk formele en zelfs omslachtige schrijftaal en korte
citaten uit Engelse gedichten die ik niet ken, maar wel meteen als
citaten herken. Dat klinkt als een raar, hybride mengsel, maar het
werkt, en is vaak mooi en grappig tegelijk. Zijn taalgebruik
inspireert me in zoverre dat het bewijst dat een tekst van het ene
naar het andere stijlregister kan springen en toch een aantrekkelijke
eenheid vormen, met een herkenbare stem. En mag ik Wouter Klootwijk
ook nog even in dit antwoord frommelen?
9. Welke taal zou je nog wel eens willen leren en waarom?
Ik heb mezelf ervan
proberen te weerhouden om nog eens een taal te gaan leren. Mijn
laatste ervaringen – Noors, Russisch, Tsjechisch, Esperanto –
waren om uiteenlopende redenen teleurstellend. En ik ben niet meer zo
goed in woordjes leren. Grammatica’s lees ik soms voor mijn
plezier, maar woordjes – brrr.
Maar goed, ik ben
toch weer voor de bijl gegaan. Dit najaar begin ik aan een cursus
Nederlandse Gebarentaal. Vast niet gemakkelijk, maar taalkundig
gezien wel enorm fascinerend.
10. Ken je nog een leuke woordgrap, taalgrap of taalspelletje?
Ik ben meer
een fan van trema’s, die voor 1995 volop gebruikt werden, dan van
koppeltekens, die sindsdien meer voorkomen. Daarom vind ik ‘Wij van
zee-eend adviseren zeeëend’ wel een leuk zinnetje.
Deze reactie is verwijderd door de auteur.
BeantwoordenVerwijderenHet feit dat jochert en skenner niet voorkomen betekent toch gewoon dat de taalgebruiker geen behoefte heeft aan deze schrijfwijzen? Waarom zou je ze dan invoeren?
BeantwoordenVerwijderenRhythme en quaestie ziet er vreemd en moeilijk uit omdat we die spellingen niet meer gewend zijn, maar voor 1954 waren ze niet problematisch, evenmin als gynaecoloog (ginekoloog) dat nu is.
Als er wel behoefte bestaat aan vernederlandsing, gebeurt dat vanzelf wel, denk aan hasj en wiet en aan de niet door de Taalunie erkende schrijfwijzen kado, buro en sjiek.
(Sommige toponiemen zijn ook 'recentelijk' spontaan vernederlandst: Budapest is in de twintigste eeuw Boedapest geworden. Nog tot in de jaren zeventig werd voor Litouwen meestal de Duitse schrijfwijze Lit(h)auen gebruikt. Daarentegen is het in dat decennium nog gangbare Honoloeloe inmiddels geheel verdwenen.)
Oneens, om twee redenen:
Verwijderen1. Er wordt bij ons ingestampt dat we volgens het boekje (of in ieder geval volgens een van de boekjes) moeten spellen. En dan is dat vreselijke Groot Dictee er nog. De vrijheid die jij suggereert, ervaart vrijwel niemand.
2. Zelfs als we die vrijheid wel nemen, trekken de spellingbazen zich er niets van aan. De spelling is 'kado' is (zeker in Nederland) al jaren en jaren zeer gangbaar, maar heeft het in 1995 en 2005 opnieuw niet gehaald in de beide boekjes.
1. Daar heb je gelijk in.
Verwijderen2. Klopt, maar dat pleit toch eerder voor het loslaten van de van bovenaf opgelegde spellingsregels (waar ik een voorstander van ben), niet voor het van bovenaf opleggen van schrijfwijzen als jochert en skenner, zoals je in het interview lijkt te suggereren?
Ik denk dat de meeste taalgebruikers volstrekt geen behoefte hebben aan het vernederlandsing van de spelling van leenwoorden. Naar mijn indruk schrijven mensen op internetforums en krantensites veel vaker c waar het officieel k moet zijn (electriciteit, vacantie, october) dan omgekeerd, eerder th waar het t moet zijn (athletiek, labyrinth) dan omgekeerd en eerder x waar het ks moet zijn (sex) dan omgekeerd.
Ik bespeur dus eerder een behoefte om leenwoorden (uit het Frans, Latijn, Grieks) minder Nederlands te spellen dan 'Nederlandser'.
Daar zit wat in (en niet alleen in 1 ;). Maar ik doe nog een poging om je over te halen.
VerwijderenDie c- en th-neiging bestaat vooral doordat mensen weten dat het Nederlands veel van dat soort fratsen heeft, dus dan gokken ze er maar op. Zou ik ook doen als schrijven niet mijn vak was. Maar als, zoals in het Noors en ik meen ook Zweeds, gastwoorden spellingtechnisch behoorlijk snel welkom geheten worden, dan weet je als schrijver dat je je niks hoeft aan te trekken van hoe dit woord misschien ooit in het Frans, Grieks, Engels, Duits of Latijn gespeld werd, maar dat je het gewoon in je eigen spellingsysteem kunt inpassen. Daarmee zijn niet alle spellingkwesties uit de wereld, maar die waar ik in het interview op duidde wel grotendeels. (Afgezien van gevallen als tram en fan, waar Noord en Zuid iets anders zeggen.)
Als je zoiets al zou invoeren, dan als 'toegelaten spelling', zoals in het Duits ook is gebeurd en in het Nederlands tussen 1954 en 1995 bestond. Dan merken we vanzelf wel of het aanslaat.
VerwijderenIk ben er niet van overtuigd dat spellingen als jochert en skenner enig praktisch nut hebben, maar als mensen er behoefte aan hebben moet de norm het toestaan.
Spellingdemocratie mét iets van een (tolerante) norm: ik ben voor. En als we dan gewoon yoghurt en scannen blijven schrijven - het zij zo.
VerwijderenMooi interview, en herkenbaar. Vooral: "En ik ben niet meer zo goed in woordjes leren. Grammatica’s lees ik soms voor mijn plezier, maar woordjes – brrr."
BeantwoordenVerwijderenIk zie overigens spelling als "slechts" etiquette. Daar mag je vanaf wijken - geen wetgever die je zal bestraffen, maar sociaal gezien kan het wel consequenties hebben (sollicitaties etc.). En inderdaad is spelling niet per se het meest interessante (of beter: interessantste) van het mooie vak taalkunde.
BeantwoordenVerwijderenDie etiquettevergelijking vind ik altijd wel een goeie. Mede omdat omgang met mensen die voortdurend van de etiquette afwijken ook vaak een ongemakkelijk en soms superieur gevoel geeft, zonder dat ze per se iets laakbaars doen. En ook zulk afwijkend gedrag is minder geschikt bij sollicitaties en dergelijke. Het wordt misschien nog het meest getolereerd en zelfs gewaardeerd op het podium - zoals ook van taalartiesten vaak meer spellingeigenwijsheid gepikt wordt.
VerwijderenPrachtig interview. Wat ben je toch goed met taal Gaston. Best handig voor een taaljournalist! Ik grasduin tijdens het tandenpoetsen altijd door Taaltoerisme en vind altijd wel weer iets moois!
BeantwoordenVerwijderenDank je voor de complimenten!
Verwijderen