Via een anonieme bron werd Milfje op de
hoogte gesteld van een ons onbekend controniem. Het gaat om het woord
aftrap. Wij kenden dat alleen
als “begin van een voetbalwedstrijd”, of in bredere betekenis als
“begin van wat dan ook” (denk aan een campagne van de Bond Tegen
de Bond Tegen Vloeken). Maar nu werd mij uitgelegd dat een aftrap
ook het eind van een bezigheid
kan betekenen. In een boek over zegswijzen bij de marine komt de
volgende definitie voor:
Aftrap: Signaal voor het einde van het
eerbewijs; einde van een oefening; enz.
Ook: Het was aftrap plezier maken =
het plezier was over.
Een schitterend voorbeeld, want
inderdaad hondsambigu (hoera nieuw
woord)! De betekenis van aftrappen als
ervandoor gaan geeft
Van Dale overigens ook, maar, zoals zij het vermelden,wordt het alleen nog "gewestelijk" gebruikt (een neutrale term voor "in bepaalde dialecten"). Kom, vertel eens vlug: wie gebruikt het nog wel eens?
Nu heb ik even geïnformeerd bij een
bron van me bij de marine (bedankt Thomas!), en deze betekenis wordt
nog steeds gebruikt! Hoera voor de marine, hoera voor taal! Misschien
zitten er in jargon wel meer controniemen verborgen, wie noemt er nog eens eentje?
"Ik trap het af" in de betekenis van ervandoor gaan hoor ik nog regelmatig in West Zeeuws-Vlaanderen.
BeantwoordenVerwijderen