door Vincent W.J. van Gerven Oei
Naast lemmata uit de Albanese erotische woordenschat bevat Tupja's Erotische woordenboek een niet klein aantal spreekwoorden, verzen en vertalingen, waaronder een serie variaties op de fabels van La Fontaine. Deze leidt Tupja als volgt in:
Volgens Aqif
Qifa, doctor in de erotische wetenschappen en tevens mijn buurman en
oude vriend, is een deel van de fabels van de fransman La Fontaine
door de grote fabeldichter gedeformeerd of, juister gezegd, op
afzichtelijke wijze 'ontmand' om ze op geheel morele wijze toonbaar
te maken voor het puriteinse leespubliek van de zeventiende eeuw. Na
langdurig en moeizaam onderzoek in de archieven van de Nationale
Bibliotheek te Parijs heeft prof. as. dr. Aqif Qifa, onzelfzuchtig
bijgestaan door onze gezamenlijke vriend Françesk Armadhi, niet
weinig interessante ontdekkingen hieromtrent gedaan, een aantal
waarvan hij me niet heeft onthouden om ons publiek, dorstend naar de
schokkende waarheid, kenbaar te maken. Bij dezen dus tien fabels van
La Fontaine in twee versies: degene die tot nu toe bekend was alsmede
het origineel.
Noot:
Tupja speelt hier uiteraard met namen. Aqif Qifa bevat tweemaal de
stam qi- 'neuken' en
Françesk Armadhi kan letterlijk worden vertaald als 'Frans
Dikkelul'. Ik heb alleen Tupja's 'originele' versie van La Fontaines
'De wolf en het lam' vertaald, gebaseerd op de vertaling van mr.
M.G.L. van Loghems De fabels van La Fontaine (Amsterdam:
Mulder, z.j.).
X. DE WOLF EN HET
LAM
Wie 't sterkst
is, is ook sterk in 't redeneeren,
Gelijk men straks
bewijzen zal.
Een lam stond
aan een stroom, klaar als kristal,
En bevredigde
zich naar zijn begeeren,
Toen met harde
pik liep langs het pad
Een wolf, die
het wel op schaapjesneuken had.
“Wat maakt je
zoo brutaal, dit water aan te raken,
En op mijn
drinkplaats troebel het te maken?
Jou wacht het
loon voor j' onbescheidenheid!”
“Sire,”
antwoordt zacht het lam, “moge Uwe Majesteit
Zich niet
vertoornen mijnentwege,
Maar wel genadig
overwegen,
Dat, waar ik
ruk, het, naar ik gis,
Wel twintig pas
stroomafwaarts is.
Er is hier dus
onmogelijk sprake
Dat mijn zaad uw
dronk zou troebel maken.”
“Je doet het
toch; en 'k heb ook moeten hooren
Dat je van mijn
zuster, verleden jaar,
Hebt kwaad
gesproken met elkaar.”
“Hoe kon dat
zijn? Toen was 'k nog niet geboren.
Ik ben nog niet
gespeend; 'k ben bij mijn moeder.”
De wolf werd met
elk woord verwoeder.
“Je broer dan,”
– “'k Heb geen broer.” – “Dan een van je geslacht!
Steeds wordt er
wat op mij gevonden
Door jullie en
je wouten en je honden.
Dat is mij
dikwijls aangebracht.
En hoe 'k je
neuk, dat zal je weten!”
Hij sleept hem
mee in 't duister bos
En heeft, met
geweld en op het mos,
Het arme lam
daar hard genomen.
Volgende
week de letters Ç en D!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten