Mijn lievelings op Twitter (en eigenlijk altijd) is grapjes.
Het is natuurlijk wel eens vervelend als een of andere opinist(e) iets doms
roept, maar wanneer er vervolgens een twitterstorm van goede grappen opsteekt,
is alles wat mij betreft weer goed. Een Nederlandse twitterstorm van vorige week ging over de
VVD: die wilde een verbod op termen als ‘vegaschnitzel’. Dat zou onschuldige
consumenten maar verwarren: is het nou vlees of niet? De VVD nam het hiermee
op voor MKB’ers en vleesproducenten (nee niet koeien en varkens, maar de
houders van die dieren), die bang zijn dat hun klanten per ongeluk nepvlees zouden
kopen. Goed, vind ervan wat je wilt, dit is een taalblog dus ik ga het eens
even hebben over frases als ‘vegetarisch vlees’.
Ware ik een taalpurist, dan zou ik anti-gevoelens
tegen die term kunnen hebben, omdat het een tegenstelling lijkt. Wat is het nou,
zou ik roepen: vegetarisch of vlees? Ik zou het stante pede nomineren voor de
volgende Weg-met-dat-woord!-verkiezing, waar dit jaar ‘diervriendelijk vlees’
er met de eerste prijs vandoor ging: ook al zo’n onmogelijke woordcombi. Vlees
is dood dier is niet diervriendelijk! Stom! Maar ik ben geen taalpurist, ik ben gefascineerd door taal,
door woorden, en door hoe woordbetekenis werkt. Het is toch razend cool, dat we
zulke ogenschijnlijk tegenstrijdige woordcombi’s maken en elkaar toch begrijpen? Want, looking
at you VVD, helemaal niemand is feitelijk in verwarring over hoe vegetarisch
een vegaschnitzel is. Hoe kan dat eigenlijk?
Dat komt doordat betekenis niet een alles-of-nietsverschijnsel
is (we schreven er lang geleden al over). Een woord als ‘vlees’ roept een
aantal eigenschappen op: het is een stuk dier (meestal koe, varken, of kip)
maar geen huid, haar or orgaan, je kunt het eten, als je dat doet dan is het
lekker als je het eerst bakt of braadt, etc. Je hebt stukken vlees die het vlezigsts zijn van allemaal: een rooddooraderde steak bijvoorbeeld. Zo’n goed voorbeeld heet in de taalkunde
een ‘prototype’. Daarnaast zijn er nog een heleboel stuks vlees die wel een of
meer van de kenmerken hebben, maar niet allemaal. Je kunt daar rustig het woord
vlees voor gebruiken, maar als je zeker wilt weten dat mensen je begrijpen, dan
specificeer je nog even hoe het bedoelde vlees afwijkt van het prototype. En
dan krijg je combi’s als paardenvlees, mensenvlees, orgaanvlees, rauw vlees,
diervriendelijk vlees, en ja: vegavlees. In jargon zouden we zeggen: 'vega' modificeert 'vlees' (hihi, gemodificeerd vlees), waardoor we weten waar het om gaat.
Laten we ons even wat dieper in dat vegavlees wurmen (in het woord wel te verstaan). Wat er eigenlijk bedoeld lijkt te worden is dat vegavlees een vegetarische vervanger van vlees is, met dus een aantal mogelijke eigenschappen die vlees ook heeft (zoals vorm, of een korstje, zoals bij een schnitzel). Dat zijn allemaal geen hele typische eigenschappen van vlees: een kaassouflee heeft ook een korstje, en qua vorm zijn er ook legio's andere dingen te bedenken. Waarom dan toch dat woord vlees? Dat zou wel eens kunnen zijn omdat vegaschnitzels in de maaltijd dezelfde functie vervullen als vlees: je eet aardappels, groenten, en vegavlees. Het is om die reden juist handig is dat het woord vlees in het woord zit: dan weten mensen hoe en wanneer ze zo'n unit moeten gebruiken. Idealiter gaan we toe naar een wereld waarin iedereen enorme fijne vegetarische maaltijden maakt met allerlei tapaseske toestanden. Maar de weg daarnaartoe leidt langs een herwaardering van het AG(v)V'tje.
Kortom, de partij van VegaVlees'Vrijheid' en Democratie heeft geen tofukippenpoot om op te staan als ze denken dat 'vegaschnitzel' een verwarrend woord is. De component 'vlees' geeft juist meteen aan over wat voor soort maaltijdonderdeel we het hebben. En als wij, succesvolle taalgebruikers, het woord ‘vegavlees’ horen, dan weten we meteen dat heus niet ALLE kenmerken van prototypisch vlees van toepassing hoeven te zijn. Net als we weten dat ‘Die chirurg opereert als een slager’ niet betekent dat de chirurg orgaanvlees verkoopt. En net als we weten dat ‘rode wijn’ niet rood is als een stoplicht: bij woordcombi’s interpreteren we de specificatie altijd in de context van het hoofdwoord. En dan snappen we elkaar perfect. Klaar als een aspartaamklontje.
Naar mijn weten heeft er ook nog nooit iemand bezwaar gemaakt tegen de volledig ingeburgerde term "vruchtvlees"...
BeantwoordenVerwijderenMij werd laatst gevraagd of ik plastic glazen wilde meenemen voor een feestje.
VerwijderenEn je begreep het natuurlijk prima! Want het woord glas in deze betekenis is misschien afkomstig van glas als materiaal, maar tegenwoordig is het een type voorwerp. Ik kan me niet voorstellen dat iemand dat niet begrijpt.
BeantwoordenVerwijderen