Translate Milfy!

vrijdag 3 maart 2017

Schokkende taalfoutjes in kinderliedjes

Afgelopen week was heel Milfje op het symposium Goede redenen voor foute taal. De organisatrice Jenny Audring gaf daar een lezing over verwijswoorden die niet lijken te kloppen met het woordgeslacht van dat waarnaar verwezen wordt: in 'het meisje, zij lachte' wordt met een vrouwelijk voornaamwoord verwezen naar een onzijdig woord. Error! In de vragenronde gebeurde iets opmerkelijks: zij en een man uit de zaal (ere wie ere toekome) deelden met ons twee voorbeelden van zulke fouten. Het schokkendst? Alle ouders geven deze voorbeelden door aan hun kinderen. Dat begint mogelijk al in de baarmoeder. Die taalfouten worden vervolgens toegejuicht in het onderwijs. Als de kinderen groot zijn, leren zij ze ook weer aan hun kinderen. We weten 100% zeker dat jullie ze hebben geleerd van jullie ouders. De bron? Kinderliedjes...

Kinderliedjes

Jawel, dames en heren, we weten het zeker: u hebt taalfouten geleerd en u geeft ze weer door aan de volgende generatie. Iedereen is schuldig. "#Hoedan?", zult u vertwijfeld vragen. Elke keer als u uw kind in slaap sust, bijvoorbeeld. Dan leert u het een zinnetje aan dat officieel niet door de Nederlandse taalbeugel kan. Zing maar mee:

Slaap kindje slaap (oké)
daarbuiten loopt een schaap (prima)
een schaap op witte voetjes (als jij het zegt)
die drinkt zijn melk zo zoetjes HO 'NS EVEN

Wát?! Het schaap die?! Dat kan toch helemaal niet? En toch zingt iedereen dit zonder er ook maar een seconde bij stil te staan. En wat te denken van dit andere pareltje uit ons liedrepertoire:

Daar was laatst een meisje loos (oké)
die wou gaan varen NIET WEER

Daar issie! Het beruchte meisje-die! En niks geen nieuwe Nederlander, geen persoon met een tweedetaalachtergrond die deze fout begaat. We zijn het zelf. Taalverraders zijn we. Hoe kan dat?

Waarom

Nu iedereen voor het clickbait is gevallen, gaan we over tot het serieuzere deel van het programma: wat is er aan de hand? Daar heeft Jenny gelukkig uitgebreid onderzoek naar gedaan. Ze ontdekte dat er een geweldige regelmaat zit in de ogenschijnlijke fouten. Als we woorden gebruiken om terug te verwijzen naar een zelfstandig naamwoord, dan volgen we niet het woordgeslacht van dat zelfstandig naamwoord. Dat zou 'Daar was laatst een meisje loos. Dat/Het wou gaan varen' opleveren, en dat ervaar ik in ieder geval als behoorlijk vreemd. Neen, we kijken naar de betekenis van het zelfstandig naamwoord. Gaat het om een persoon van het vrouwelijk geslacht? Dan gebruiken we 'die' of 'zij' (zie: loos meisje). Gaat het om een manspersoon, een dier, of een telbaar object? Verwijs terug met 'die' of 'hij' (zie: schaap met witte voetjes). Hebben we het over een niet-telbaar concept, zoiets als 'boerenkool'? Dan kiezen we massaal voor 'dat' of 'het' ('Ik heb gisteren boerenkool gegeten. Hij Het was erg lekker!').

De norm veranderen?

Het is zoals je ziet een helder systeem. Toch staat er op de website van ons aller taalnormleverancier iets heel anders: een complex verhaal over woorden die mannelijk, vrouwelijk, allebei, of onzijdig zijn. Maar als bovenstaande het systeem is dat we eigenlijk gebruiken, moeten we dát dan niet aan kinderen leren? Moeten we/de Taalunie het systeem-Audring niet tot norm verheffen? Deze vraag werd gesteld door iemand uit de zaal (een taalkundige nota bene). Het antwoord is ogenschijnlijk eenvoudig: natuurlijk! Waarom zouden we onze kinderen (en immigranten) iets aanleren wat tijd kost en waar ze uiteindelijk toch niets mee doen? In plaats van die eindeloze woordenlijsten met geslachten kunnen we mensen beter leren hoe het écht zit. 

Maar wie dit beweert ziet wel een heel belangrijk ding over het hoofd: van wie is die norm eigenlijk? Het systeem dat Jenny Audring ontdekte is in feite de Randstad-werkelijkheid. Moet die nu als norm gaan gelden voor alle sprekers van het Nederlands? Wat dan van de Vlamingen? Die verwijzen vaak nog wel volgens het juiste woordgeslacht, vaker dan Nederlanders in ieder geval. Moeten zij zich aanpassen aan een Hollandse taalverandering? Dat lijkt ons toch niet de bedoeling. Maar vermelden dát er iets verandert, dat lijkt wel een goed idee. Niet een nieuwe norm opleggen, maar meer variatie toestaan. Al is het maar in de vorm van een vermelding op taaladvies.net dat er een systeem bestaat, gebruikt door Randstedelingen en eventuele andere gebruikers van het Standaardnederlands, met een eigen overzichtelijke en onschadelijke logica.

Taalkundigen, doe mee!

Een nieuwe norm stellen, anderen vertellen hoe het heurt, dat is niet wat taalkundigen moeten doen. Wat moeten ze dan wel? "Alleen beschrijven!" is het standpunt van veel taalkundigen. Maar is dat genoeg? Kijk naar klimaatdeskundigen: beschrijven die global warming en houden ze verder hun mond? Nee natuurlijk, ze spreken zich daarover uit en trekken aan de bel. Maar ze doen dat op een wetenschappelijk verantwoorde manier: door kennis te verspreiden en hun onderzoeksresultaten goed uit te leggen. En daar schieten taalwetenschappers te kort. Het proefschrift van Jenny Audring stamt uit 2009, maar bij ons weten is er sindsdien niks veranderd aan taaladvieswebsites dan wel -boeken op dit onderwerp.

Hoe kunnen we laten zien wat we allemaal weten over (onze) taal? Door te bloggen. Door mensen bij DWDD aan tafel te krijgen. Door kennis over te dragen (geef ons boek cadeau). Door mensen die in het openbaar over taal praten geen domme dingen te laten zeggen (zoals Ronald 'Ik ben de baas van taal' Hans Anton 'het Engels is al 400 jaar niet veranderd' Plasterk). Door voor elkaar op te komen en de kennis van andere taalkundigen te helpen verspreiden. Door mensen te laten zien dat taalkunde al in het simpelste kinderliedje zit.

2 opmerkingen:

  1. Goed stukje, maar ik zou het breder trekken en niet alleen ontdekken dat er verschil is tussen Randstedelingen en andersoortigen, maar tevreden constateren dat taalbeschrijving, bedoeld voor het onderwijs erin, inherent achter de feiten aan loopt en de taal eigendom is van de taalgebruiker, niet de -beschrijver.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dank. Je opmerking is behoorlijk complex, ik zal proberen te reageren. Ten eerste: taal is toch eigendom van iedereen, gebruiker, beschrijver of voorschrijver? Als je beschrijft wat er gebeurt, dan breng je alleen in kaart wat de gebruiker doet. Dat lijkt me geen toe-eigening, en het is bovendien niet echt iets om te ontdekken lijkt me.
      Ten tweede: ik snap niet wat je bedoelt met 'tevreden constateren': moeten we dus maar achterover leunen en niets doen?
      Ten derde, taalbeschrijving is niet bedoeld voor onderwijs, onderwijs zou gebaseerd kunnen zijn op taalbeschrijving. Taalbeschrijving heeft het wetenschappelijke doel om de werkelijkheid te beschrijven.
      Ten vierde, taalbeschrijving loopt niet achter de feiten aan, onderwijs doet dat. De taalbeschrijving is juist helemaal bij de tijd!

      Verwijderen