Taal:
wie is er niet mee bezig? Blogs, twitters, tijdschriften, polemieken,
ingezonden brieven, boeken. Er zijn heul veul mensen met evenveul
meningen. Toch zijn er ook mensen die zich meer met taal bezig houden
dan anderen. Daarom vraagt Milfje Meulskens hun mening over taal.
Vandaag de eloquente Max van Duijn, promovendus aan de
Leidse Universiteit. Hij doet onderzoek naar de rol die taal en
verhalen spelen bij ‘gedachtenlezen’, ofwel: bij hoe we ons een
beeld vormen van wat anderen denken.
1.
Wat betekent taal voor jou?
Mijn
moeder vertelt dat ik vroeg begon met spreken, al rond mijn eerste
verjaardag, en dat ik er sindsdien nooit meer mee ben opgehouden. Als
kind stond ik pratend op en ging ik pratend naar bed. Enige tijd
later begon ook het lezen een belangrijke daginvulling te vormen,
weer later kwam schrijven daarbij. Ook luisteren doe ik graag, naar
taalrijke muziek, cabaret en lezingen. Sinds enkele jaren is de taal
ook nog mijn onderzoekzoeksobject geworden. Ik kan gerust zeggen dat
zij in mijn leven in het rijtje ‘eten, drinken, slapen’,
thuishoort.
2.
Wat vind je van spellingsregels?
Ik
hecht aan juiste spelling, maar raak niet in paniek van een enkele
misser. Spellingsregels spelen volgens mij een rol op twee podia:
enerzijds waarborgen ze continuïteit in onze geschreven taal, wat
het gemakkelijker maakt die te begrijpen en te leren. Anderzijds is
spelling een signaal van opleiding: het kost doorgaans jaren deelname
aan goed onderwijs om correct te leren spellen. Als iemand dit kan,
zal een ander (die daar oog voor heeft) dit meer of minder bewust
oppikken en extrapoleren naar bekwaamheid op andere terreinen.
3.
Erger je je aan het taalgebruik van mensen?
Dat
hangt ervan af in welke verhouding ik tot hen sta. Zodra het vreemden
of vage kennissen zijn, en ik me dus kan veroorloven om me niets aan
te trekken van hoe ze praten of wat ze zeggen, dan vind ik ook de
lelijkste dingen prachtig ‘als fenomeen’. Maar als een van mijn
beste vrienden opeens zou vragen ‘hoe duur mijn baardtrimmer kost’
(incorrect), of zich zou uitlaten over een ‘stukje communicatie
naar de klant toe’ (lelijk), dan voelt het alsof hij of zij op mijn
tenen gaat staan. Trouwens: ik hoor mijn vrienden zoiets niet zomaar
zeggen—wie weet, zoek ik ze erop uit. (En dat laatste bevat
waarschijnlijk meer waarheid dan ik ooit zou durven toegeven.)
4.
Waarom denk je dat mensen zich ergeren aan taalgebruik?
Er
zijn meerdere goede antwoorden mogelijk op deze vraag, denk ik, maar
laat ik er een geven die mijn fascinatie heeft. Mensen zijn doorgaans
erg conformistisch, zowel van naturen als door hun ontwikkeling in
sociale omgevingen waar dit wordt gestimuleerd. We hebben de neiging
ongeschreven regels, conventies, te volgen die in een bepaald sociaal
verband gelden. Meestal kost het ons aanzienlijk meer moeite om een
conventie niet te volgen, dan om dit wel te doen: we voelen een
zekere weerstand tegen niet-conformeren. Als anderen zo’n regel die
in een sociaal verband geldt schenden, dan voelen we die weerstand
plaatsvervangend: het valt ons op als iets dat niet hoort, en
‘stoort’ ons.
5.
Uit je filmpje en de bijbehorende omschrijving is duidelijk waar
je onderzoek naar doet, maar hoe doe je dat onderzoek?
Mijn
onderzoek is deels empirisch, deels theoretisch. Ik heb drie
deelprojecten waarin het theoretische deel hetzelfde is, maar het
empirische verschillend. Het eerste gaat over hoe ingebedde
geestesgesteldheden worden weergegeven in literaire teksten: hoe komt
een lezer van, bijvoorbeeld, de tekst van Oedipus Rex te weten
Oedipus vermoedt dat Iocaste denkt dat hij van lage afkomst zal
blijken te zijn? En wat leert ons dit over hoe mensen zich een beeld
vormen van wat anderen denken? In het tweede deelproject stel ik
dezelfde vragen, maar hier gebruik ik corpora van gesproken en
geschreven ‘dagelijks’ taalgebruik als brondomein. In het derde
deelproject, dat komend najaar van start gaat, wil ik zelf materiaal
verzamelen in ‘productie-experimenten’: hoe omschrijven
proefpersonen de mentale staat van een ander in bepaalde
omstandigheden? En opnieuw: wat leert ons dit over gedachtenlezen?
6.
Wat is je lievelingswoord?
Dat
wisselt per dag, maar nu ik net het NWO-filmpje weer gezien heb is
het GEDACHTENLEESKAMPIOEN, een woord dat ooit ontstond toen ik met
mijn baas over de Albert Heijn Superdieren in gesprek was.
7.
Heb je een taalwens, en zoja, wat is het?
Ik
vind het een plezier als mensen goed spreken en schrijven. Het is
mijn overtuiging dat de manier om dit te leren blootstelling aan
hoogwaardig taalgebruik is. Dit kan onder meer door goed geschreven
boeken te lezen en minder goed geschrevene te vermijden. Daarom zou
ik me wensen dat deze sectie Nederlands het voor het zeggen kreeg wat
literatuurlijsten op alle middelbare scholen aangaat.
8.
Wier of wiens taalgebruik vind jij inspirerend?
Het
komt niet zelden voor dat ik mezelf een formulering hoor gebruiken
die ik heb overgenomen van iemand wiens taalgebruik ik bewonder. Dit
kan een schrijver zijn, zoals Hermans of Reve, of een cabaretier,
zoals Youp van ’t Hek (in zijn programma’s van tot tien jaar
geleden), of een ander begaafd taalgebruiker. Ik hoor bijvoorbeeld
graag Ineke Sluiter spreken—verschillende van de genoemde
formuleringen die ik wel eens meer of minder bewust leen komen uit
haar hoorcolleges op CD.
9.
Welke taal zou je nog wel eens willen leren en waarom?
Oud
Grieks. Ik heb dit op de middelbare school niet geleerd en dat later,
op de universiteit, regelmatig als gemis ervaren.
10.
Ken je nog een leuke woordgrap, taalgrap of taalspelletje?
Het
mooiste taalspelletje van het jaar is zonder meer
Sinterklaasgedichten schrijven. En wat goede woordgrappen aangaat:
die ontlenen hun betekenis en waarde vaak aan gedeelde kennis van een
situatie. Met de meeste van mijn vrienden ben ik voortdurend bezig
dit te bevestigen: door iets acrobatisch uit te drukken schijnt licht
op wat we samen weten, en dus op wat ons verbindt. Dit maakt de
schitterende woordgrappen en uitdrukkingswijzen die me bij een
biertje om de oren vliegen, en die de berichtenlijst van mijn mobiele
telefoon bevolken, lastig exporteerbaar. Eénkeertaal, dus.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten