- Wat betekent taal voor jou?
Taal is voor mij een
fascinerend iets. Ik vind het bizar dat je met het uitspreken van op
zich willekeurige klanken toch bij iemand anders allerlei gevoelens
op kan roepen, van blijdschap tot ontroering tot afschuw. Daarnaast
vind ik het ontzettend intrigerend dat er achter al die klanken
mathematische systemen liggen. Maar waar ik zelf het meest mee bezig
ben is de stap van schrift naar taal, en dan vooral van uitgestorven
talen. Een groot deel van mijn onderzoek gaat over de vraag hoe je
kunt bewijzen wat de precieze fonetische uitspraak is geweest van de
spijkerschrifttekens die de Hittitische schrijvers 3500 jaar geleden
gebruikten.
- Je vakgebied is vergelijkende Indo-Europese talen. Wat moeten mensen zich daarbij voorstellen?
Een soort van taalkundige
genetica. Vrijwel alle talen van Europa en een heel stuk Azië zijn
aan elkaar verwant, wat betekent dat ze uiteindelijk allemaal
afstammen van één en dezelfde moedertaal. Deze groep talen noemen
we de Indo-Europese taalfamilie. Door al die talen heel precies met
elkaar te vergelijken en de overeenkomsten maar vooral ook de
verschillen in kaart te brengen (een soort
dna-vergelijkingsonderzoek), kun je de exacte familieverhoudingen
vaststellen. Ook kun je zo de moedertaal van deze familie
reconstrueren. Op deze manier kun je van alle talen precies
achterhalen hoe ze in de loop van duizenden jaren veranderd zijn, wat
ons heel veel leert over taalverandering in het algemeen. Ook kun je
op deze manier reconstrueren hoe de sprekers van deze talen zich in
de loop van die duizenden jaren over de aardbol hebben verplaatst.
- Hoe ben je in die hoek verzeild geraakt?
Op de middelbare school
legde mijn lerares klassieke talen uit dat het Latijnse sequi
en het Griekse hepomai,
die beide ‘ik volg’ betekenen, eigenlijk ook dezelfde vorm
hebben, als je maar weet dat een Griekse h
op een s teruggaat, en
dat de Griekse p uit
een eerdere kw komt.
Daarnaast zijn beide vormen media tanta, dus de overeenkomst is
compleet. Ik was met stomheid geslagen: dat je dit met taal kon doen,
en dat het werkte! Ik wist meteen dat ik hier alles van wilde weten,
en toen bleek dat hier een hele studie van was, besloot ik meteen dat
ik dat wilde gaan studeren.
- Je hebt onlangs een Vidi-beurs gekregen om onderzoek te doen naar het “uiteenvallen van de Indo-Europese moedertaal” (waarvoor nog gefeliciteerd). Hoe ga je in dit onderzoek te werk?
Dankjewel! Ik ben ook heel
erg blij met die beurs! De Indo-Europese taalfamilie bestaat uit
verschillende dochtergroepen (bv. Germaans, Slavisch, Iraans, etc.)
waarvan sommige nauwer met elkaar verwant zijn dan met anderen. Op
deze manier vormen al die groepen een stamboom met allerlei
vertakkingen, die allemaal uiteindelijk teruggaan op de
Proto-Indo-Europese moedertaal. Van één van die groepen, het
Anatolisch, weten we niet waar we die precies in de stamboom moeten
plaatsen. Eén van de hypotheses is dat dat Anatolisch misschien
helemaal geen dochter is van dat Proto-Indo-Europees, maar eigenlijk
een zus. Als dat zo is, dan kunnen het Anatolisch en het
Proto-Indo-Europees samen teruggevoerd worden op een nog ouder
taalstadium, een soort grootmoedertaal, wat betekent dat voor alle
Indo-Europese talen (dus ook het Nederlands!) de voorgeschiedenis met
eeuwen, misschien wel millennia verlengd kan worden. Om deze
hypothese te onderzoeken ga ik heel precies de positie van het
Anatolisch binnen de Indo-Europese taalfamilie bepalen met behulp van
de zogenaamde cladistische methode, een soort van taalkundige
tegenhanger van genetisch stamboomonderzoek.
- Eerder deed je onderzoek naar het Hettitisch, door o.a. naar potscherven te kijken. Hoe puzzel je die teksten aan elkaar?
Die potscherven waren
eigenlijk in het Lydisch, een zustertaal van het Hittitisch (beide
behorende bij de Anatolische taalgroep). Of beter gezegd: dat was de
uitkomst van een onderzoek dat ik samen met een collega heb gedaan.
Wij waren namelijk door een Turkse archeoloog uitgenodigd om nog
onontcijferde graffiti op potscherven te bekijken, die hij bij zijn
opgravingen in de Perzische satrapenstad Daskyleion (in noord-west
Turkije) had gevonden. Hij wilde graag weten of we zo konden bepalen
wat voor mensen in die stad leefden. Veel van die scherven zijn erg
klein, en de graffiti zijn vaak lastig te lezen. Door heel precies,
met juiste belichting en vergrootglas, alle lettertjes van de
graffiti te ontwaren konden we bepalen in welke taal ze geschreven
waren. Samen met de dateringen van de potscherven door de archeoloog,
konden we nu bewijzen dat in de 6e en 5e eeuw v.Chr. in die stad
naast Grieken ook Frygiërs en Lydiërs gewoond moesten hebben.
Vooral dat laatste kwam als een verrassing, omdat we totnutoe alleen
maar wisten dat het Lydisch in een gebied 200 km ten zuiden van
Daskyleion gesproken werd. Met deze vondst konden we ineens een stuk
van de taalgeschiedenis van pre-hellenistisch Turkije herschrijven.
- Wat is je lievelingswoord (in Nederlands of natuurlijk een taal naar keuze)?
In het Nederlands vind ik
graag erg mooi. Die
schrapende g’s aan
het begin en het eind, en daar tussenin, met een beetje geluk, een
mooie huig-r, zodat
het hele woord één schrapende sensatie is. Heerlijk.
Mijn favoriete Hittitische
woord is ekutta ‘hij
dronk’, omdat je met deze vorm niet alleen kunt bewijzen dat het
Hittisch gelabialiseerde velaren kende, maar ook dat het in zijn
stop-systeem wel een distinctie tussen consonantlengte had, maar niet
tussen stemloos- en stemhebbendheid.
- Doceren of onderzoeken?
Beide. Ik vind het
onderzoeken geweldig omdat je daar je creativiteit in kwijt kan, en
daarbij soms echt geschiedenis kan schrijven door als eerste persoon
ter wereld iets bedacht te hebben. Maar juist tijdens het het doceren
word je gedwongen allerlei details over een bepaald onderwerp te
weten (studenten vragen namelijk naar álles!), waardoor je je heel
erg bewust wordt van de gaten in je kennis, en dus van de gebieden
waarnaar nader onderzoek gedaan moet worden. Ik vind het dus een
win-win-situatie.
- Computers hebben een grote impact op de taalkunde, met o.a. Big Data, corpus linguistiek en Natural Language Processing. Maakt ook jouw vakgebied veranderingen door?
Ja, enorm! Op het gebied
van het Hittitisch komt er steeds meer online, in grote databases met
een schat aan informatie. Vooral de internet-database waarin foto’s
te vinden zijn van vrijwel alle Hittitische kleitabletten die
opgegraven zijn is fantastisch. Als je vroeger wilde checken of een
bepaald woord echt zo geschreven staat als in de literatuur beweerd
wordt, moest je helemaal afreizen naar het museum in Turkije waar het
betreffende tablet bewaard wordt om een kijkje naar de
spijkerschrifttekens zelf te nemen, terwijl je nu van achter je
computer de foto heel nauwkeurig kunt bekijken.
- Wier of wiens taalgebruik vind jij inspirerend?
De poëzie van Hans
Lodeizen vind ik adembenemend mooi. Ik kan niet mijn vinger leggen op
waarom, maar zijn gedichten raken me enorm. Als het over proza gaat
vind ik Tom Lanoye fantastisch. Wat een overdonderend ronkende en
meeslepende stijl heeft die man.
- Welke taal zou je nog wel eens willen leren en waarom?
Het Oebychs, een
recentelijk (in 1992) uitgestorven Noord-Kaukasische taal, omdat het
de taal is met de grootste medeklinkerinventaris ter wereld (84
medeklinkers vs. maar twee klinkers). Dat moet razend moeilijk zijn
om te leren, maar ik hou wel van dat soort uitdagingen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten