Ophef
alom: Nederlandse studenten kunnen niet meer schrijven. Wie dacht dat
het onderwerp, dat steeds
opnieuw
stof doet opwaaien, te ruste was gelegd, komt bedrogen uit: vorige week stond er wéér een opiniestuk in de Volkskrant over de kwestie. Helaas lijkt de schrijver hiervan, Martin Slagter, de discussie totaal niet
te hebben gevolgd, zo constateert ook dit stuk op Neder-L. Schrijven jongeren slechter dan vroeger? Geen
idee: er is alleen anekdotisch bewijs.
Sommige
punten die in het stuk worden gemaakt zijn absoluut waar:
schrijfvaardigheid is ontzettend belangrijk, en inderdaad denken ook
wij dat alleen door middel van onderwijs de schrijfvaardigheid van
jongeren verbeterd kan worden. Daarnaast vinden wij natuurlijk ook
dat je geen 81 taalfouten in een stuk moet maken. Jammer is alleen
wel dat de heer Slagter zich nog steeds baseert op het onderzoek van
Van Eerden en Van Es, waar behoorlijk forse kanttekeningen bij zijn
geplaatst door taalwetenschapper Marc van Oostendorp (zie dit
stuk), en afgelopen zaterdag nota bene in De Volkskrant zelf door
verschillende wetenschappers. De heer Slagter, die -ironisch genoeg-
ageert tegen ontlezing, lijkt bijvoorbeeld niet te hebben gelezen dat
dat onderzoek zich baseert op gegevens van 30 studenten – op geen
enkele manier representatief voor ‘Nederlandse studenten’. Verder
is er in het onderzoek één keer gemeten en kan er dus van een
vergelijking met vroeger geen sprake zijn. Zie voor verder commentaar
het uitstekende artikel van Ronald Veldhuizen, want er is meer mis.
Het punt is: misschien neemt de schrijfvaardigheid inderdaad af, maar
het genoemde onderzoek is daar geen bewijs voor.
Slagter
ziet echter al zijn ideeën in het onderzoek bevestigd, en volgens
hem is ook “inmiddels bekend” wat de oorzaken van de slechte
schrijfvaardigheid zijn: “ontlezing, beeldcultuur, slecht of geen
Nederlands thuis, afleiding door tv en computer”. Is dat zo? Waar
is hier bewijs voor geleverd? Het doet allemaal denken aan de aloude
angst van mensen voor televisie en internet: alle normen en waarden
worden vernietigd door deze woeste, oncontroleerbare machines. Bewijs
daarvoor wordt nooit geleverd. Als er wetenschappelijk onderzoek naar
dit soort zaken gedaan wordt, halen alleen de ergste voorbeelden de
krant, om daar herhaald te worden door doemdenkers.
Wij
denken dat er iets anders aan de hand is. We gebruiken niet minder
taal dan vroeger, maar we gebruiken taal wel anders. Mensen schrijven
ontzettend veel, maar dat gebeurt steeds meer in relatief informele
domeinen zoals Whatsapp, sms en internet. In die domeinen wordt vaak
meer spreektaal gebruikt, en dat zorgt voor onduidelijkheid over
regels. Een zakelijke brief, akkoord, die regels heb ik ook op school
geleerd. Maar hoe zit het bijvoorbeeld met de zakelijke e-mail? Of
andere vormen van moderne communicatie? Wat zijn daarvoor de regels?
Hoe
zorg je nu dat jongeren (en ouderen) beter gaan schrijven? Hoewel wij
er geen bewijs voor hebben, denken wij (en we sluiten hierin aan in
een lange traditie van taalkundigen) dat dit kan door één simpele
notie te introduceren in het taalonderwijs: die van register. Wanneer
je taal gebruikt, gebruik je verschillende registers: je praat anders
met je oma dan met je vriendjes, en je schrijft anders op Whatsapp
dan in een zakelijke brief. Weten welke taal je in welke context moet
gebruiken, dát is nuttig. Weten dat het wel degelijk belangrijk is
om goed te schrijven, maar ook weten dat je je taal moet aanpassen
aan de context en de lezer. Leg studenten uit dat er voor
verschillende domeinen verschillende regels zijn, en dat het
belangrijk is om je daaraan te houden. Leg uit hoe ‘t kofschip
werkt, en dat je al je zakelijke brieven moet controleren op
dt-fouten. Maak echter niet de fout te denken dat de jeugd naar de
verdommenis gaat als dergelijke fouten in een sms staan. Ander spel,
andere regels.
En
hoe zit het dan met spellingsregels en grammatica? Je moet die
regeltjes toch gewoon goed erin stampen? Nee! Zoals taalkundige Jan
Stroop al zei:
“Het huidige schoolvak Nederlands heeft net zoveel met Nederlands
te maken als ’t koken van een ei met natuurkunde.” Regeltjes
stampen zonder context heeft geen zin. Wat wél zin heeft is mensen
leren begrijpen waaróm ze dt-fouten maken. Recent onderzoek aan de
Universiteit van Antwerpen wijst uit dat dit te maken heeft met de
relatieve frequentie van voltooid deelwoorden en persoonsvormen van
verschillende werkwoorden – ons brein heeft blijkbaar een voorkeur
voor het gebruik van een frequente vorm, boven het gebruik van een
regel. Als je dit uitlegt, ontstaat meer inzicht in de eigen fouten,
en meer inzicht in het taalsysteem, waardoor studenten daadwerkelijk
gaan begrijpen wat ze doen.
Los
van het feit of er nu meer schrijfonderwijs moet komen, is het
belangrijk om ook in dit geval stil te staan bij de manier waarop wij
nieuws tot ons nemen. Ieder stuk heeft verschillende kanten, zéker
wanneer het over wetenschappelijk onderzoek gaat. Laten we ons
voornemen om, voordat we verontwaardigd in de pen klimmen, eerst eens
te bedenken of we alle kanten van een zaak wel hebben bekeken.
Verdiep je eens in het bewuste onderzoek, of beter nog: in de tak van
wetenschap. Er is veel kennis beschikbaar, dus waarom foutieve
aannames verkondigen, als er feiten voor het grijpen liggen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten