Door Marten van der Meulen
Eerder schreven we al eens over de mooiste woorden uit de taalwetenschap. Mijn absolute lievelings toen was svarabhaktivocaal, een term voor de extra klinker die veel mensen proppen in woorden als melk (melluk), arm (arrum) en verf (verruf). Dat woord is onder andere zo bijzonder omdat het uit het Sanskriet komt. Dat is niet alleen een fascinerende taal, het is ook nog eens zo dat een van de eerste en volgens sommigen nog steeds meest volledige grammatica's van een taal is geschreven over het Sanskriet (alle lof aan Pāṇini!).
Ik dacht tot voor kort dat svarabhaktivocaal het enige woord uit het Sanskriet was dat het tot de taalterminologie had geschopt. Toegegeven, ik had niet hard gezocht, maar toch. Nu las ik echter een passage in het onvolprezen boek Morfologie van Booij en Van Santen (nieuwe versie nu te koop), waarin verschillende typen samenstellingen werden toegelicht. Daarin las ik de volgende zin:
"Deze samenstellingen worden ook wel bahuvrihi-composita genoemd"
Wow.
Wat is dát een mooi woord zeg, niet te filmen. Ongelooflijk genoeg wordt het nog beter. Om te begrijpen waarom moeten we even in de samenstellingen duiken. Die komen in twee klassen. De eerste klasse omvat 'gewone' samenstellingen, waarbij het eerste deel op wat voor manier dan ook het tweede deel modificeert. Zie windmolen (een bepaald type molen), muisarm (een bepaald type arm), vismes (een bepaald type mes) en ga zo maar door. Heel erg interessant zijn ze, omdat de relaties tussen deel A en deel B vrijwel oneindig lijken te zijn, en toch iedereen begrijpt dat een vishengel een hengel is om vis mee te vangen, maar een tennisknie een blessure aan je knie is die je door tennis hebt opgelopen.
Die bahuvrihi-composita gedragen zich echter anders. Dit zijn samenstellingen waarbij het hele nieuwe woord een bepaalde betekenis krijgt, maar waarbij níet het eerste deel iets zegt over het tweede deel. Denk aan bleekgezicht, domoor, duizendpoot en roodborstje. Een duizendpoot is niet een poot die uit duizenden bestaat of iets dergelijks, maar een geleedpotige met duizend (ahum) poten.
Als je dit al mooi vond, hou je vast, want nu komt het allermooiste. In het Sanskriet betekent bahuvrihi zoveel als 'veel rijst'. बहु (bahú, “much”) + व्रीहि (vrīhí, “rice”). Dat is de letterlijke betekenis tenminste. Maar die betekenis telt niet, net zo min als roodhuid een type huid is. De echte betekenis van bahuvrihi is 'rijkaard', iemand die veel rijst heeft. Bahuvrihi is dus een voorbeeld van een bahuvrihi-samenstelling! Het is dus tot overmaat van haverklap ook nog eens een autoloog woord, een woord dat zichzelf beschrijft!
Kortom: taal is een oneindige gave, waar altijd maar meer aan te ontdekken valt. Alleen al daarom is het zo jammer dat googelen op 'samenstelling' vooral gezever over volstrekt oninteressante spellingregels oplevert. Ik kan alleen maar afsluiten met een walgelijk cliché: als je van iets houdt, laat het dan vrij. Verdiep je in de wondere wereld van de taal, en je zult nooit meer een dag zonder geestesvoeding zijn.